
Reeds vroeg komen de Heeren van Rekheim, wier later wapensohild veel
overeenkomst heeft met dat der Provincie Utrecht (1), in de geschiede-
nis voor.
Alvorens over te gaan tot het doorloopen van de reeks der Heeren van Reckheim
tot aan de Pacificatie van Gend, moeten wij nog vermelden dat Keizer
Lotharius (gift door Keizer Aarnoud bevestigd in Junij 888) aan het Kapittel
van Onze Lieve Vrouw te Aken onder 43 keizerlijke villa’s schonk die van Ju-
pille I Herstal, Meerssen, Elslo en Reckheim (2).
Later werd deze gift mede bevestigd door Koning Hendrik 1 in 930, door
Keizer Otto T in 966, en door Keizer Prederik II in 1226.
De eerste Heer van Rekheim, van wien de geschiedenis melding maakt, is
Aarnoud, gehuwd met Aleid, zuster van Herman, Graaf van Kuik, en die in
den aanvang der 13® eeuw leefde.
Hij liet eene- eenige döchter na, door wolters (3) Aleid, door butkehs
Hedwig geheeten. Erfdochter van het land van Rekheim, werd zij ten hüwelijk
gevraagd door Ploris- den Zwarten, breeder van den Hollandschen Graaf
Dirk V, en neef van Keizer Lotharius. — In die dagen stond zij onder de
voogdij van haren oom, den Heer van Kuik, die, mede kinderloos, haar tot
zijn erfgenaam had benoemd. Andries van Kuik, Bisschop van Utrecht, en
Gerard van Kuik, Graaf van Arensberg, wilden hunne toestemming tot dit hu-
welijk niet geven (waarschijnlijk om den woelzieken aard des Vorsten), en wis-
ten bij hunnen breeder te bewerken, dat deze eerst allerhande zwarigheden
maakte en eindelijk de zaak geheel weigerde.
Ploris de Zwarte, vertoornd, besloot zieh te wreken. Nadat hij eenige benden
(1) Van daar dat de Heeren van Bekheim om winst te behalen de koperen Utieohtsche
munten nabootsten, terwijl zij boven den aanvang van het woord REcheim het begin van
TRsjectum plaatsten (alzoo \trarec); men zie ze afgebeeld bij verkade, PI. 214,
N° (27), Avledrugs. N° 8,. 4 en 6. wolters; doch quix, een zeer naauwkeurig Schrijver, geeft in zijne Diplomatisele,
Geschichte der Stadt Aachen, S. 29, Grand-Beohain in de Provincie Luik en
niet het hier genoemde Beckheim op.
(3) Notice hist, sw l’ancien Comté Impérial de lieckhilm, Gand 1848, 8 , p. 12.
verzameld had, liep hij het Nedersticht voor een gedeelte af, en verbrandde de
dorpen Leksmond, Jaarsveld en Ameiden.
Hierop verzamelden de Heeren van Kuik en Arensberg hunne vrienden en
bondgenooten, waaronder Jan, Heer van Heusden, Polkert, Heer van Bern,
Willem, Heer van Hoorne, Aarnoud, Heer van Lijnden, Gijsbert, Heer van
Bronkhorst, Godfried, Heer van Megen, Reinoud, Heer van Schoonvorst, Jan,
Heer van Kranendonk, en anderen. Nadat zij in stilte de Lek waren overge-
trokken, overvielen zij Floris en de zijnen onvoorbereid, terwijl de Verst zieh
ook meer op den invloed van zijn oom, Keizer Lotharius, dan op de sterkte
.zijner benden scheen te vertrouwen. Hij verdedigde zieh echter dapper, doch
sneuvelde eindelijk, overmand, met zeer velen der zijnen (1).
Deze oorlog en vooral de dood van Ploris den Zwarten was oorzaak van vele
onheilen voor de Heeren die er deel aan gehad hadden, want Keizer Lotharius
deed den Heer van Kuik en alle zijne bondgenooten in den Rijksban, en gaf
het land van Kuik aan zijn neef Graaf Dirk VI van Holland; deze nam gewa-
penderhand bezit van dat land, veijoeg den Heer Herman en verbrandde zijn
kasteel. Even eens handelde hij met Andries, Bisschop van Utrecht.
De Graaf van Arensberg bergde zieh met zijne nieht Aleid van Rekheim en
de Heeren van zijnen aanhang in het sterke kasteel van Bern, bij Heusden,
waar men op raad van Willem, Heer van Hoorne, en Aarnoud van Aspremont
Heer van Lijnden, overeenkwam, dat de erfdochter van Rekheim aan Gijsbert
Heer van Bronkhorst, ten huwelijk zoude gegeven worden. Hierdoor ging de
heerlijkheid over in het geslacht van Bronkhorst.
In de Annales de la maison de Lynden vermeldt b u t k e n s , dat de Holland-
sche Graaf te vergeefs het kasteel van Bern belegerde.
Gijsbert van Bronkhorst, die de zoon was van Heer Adam, stichtte in 1140
een armen-gasthuis, alsmede een klooster te Rekheim.
Zijn zoon Willem van Bronkhorst volgde hem in de heerlijkheid van Rekheim
op. Hij moet kort na 1225 gestorven zijn.
(1) Vergelijk hiermede het door ons vermelde in dnze Munten der Bisschoppen van
Utrecht, bl. 44, en de Munten der Graafschappen Holland en Zeeltmd, bl. 55, waar de
oorzaak van den dood van Ploris in verraad gezöcht wordt.