
bij den noodlottigen dood van Floris V naar Engeland werden afgezonden, liet
uit zijn huwelijk met Helwida van Egmond eene dochter na, Bertha geheeten,
die zijne opvolgster in het Burggraafschap was, en door haar huwelijk met Die-
derik I, Heer van Wassenaar, het in het magtige ‘huis van dien naam overbragt.
Wij gaan thans over tot de Heeren van Kuik, omtrent welke in de tot ons
gekomene Geschiedboeken meer vermeld is dan omtrent hunne voorgangers. .
En dan vinden wij het eerst Jan van Kuik, die gedurende drieénveertig jaren,
te weten van 1265 tot 1308, regeerde, d. i. in de dagen dat de Hertogen Jan I
en Jan II Hertogen van Braband waren. Het belangrijkste in de geschiedenis
van Heer Jan van Kuik is het glansrijk aandeel dat hij in den beroemden slag
van Woeringen, in het Keulsche, had, waardoor Limburg, aan Gelderland ont-
nomen, aan Braband kwam. Doch ook werken des vredes zijn door hem ge-
daan. Zoo sloot hij reeds in het eerste jaar van,zijn bewind eene overeenkomst
met die van Dordrecht over de Maastol te Kuik. Verder bragt hij nog een aan-
tal vredelievende verdragen tot stand.
Toen Eduard I, Koning van Engeland, zieh tot den krijg tegen Filips den
Schoonen, Koning van Frankiijk, toerustte, zocht hij zieh magtige en moedige
bondgenooten op het vaste land te verschaffen, en vond die in Jan n, Hertog
van Braband en Limburg, gelijk ook in de door hunnen in den slag bij Woeringen
betöonden moed beroemde Ridders Walraven of Walram van Valkenburg
en onzen Jan van Kuik. De laatste; was daarenboven medebezegelaar, getuige
of waarborgsteller bij een aantal verbonden geweest , die door de aanzienlijkste,
zoo geestelijke als wereldlijke, Vorsten van zijnen tijd gesloten waren geworden (1).
Vroeger meende w a g b n a a r , en na hem b ild e r d ijk , uit dit verbond van Jan
van Kuik met den Koning van Engeland, en den daarop gevolgden moord van
Graaf Floris V , te kunnen opmaken, dat Kuik een doodvijand van den Holland-
schen Graaf was en verraderlijk het mede- op diens leven had toegelegd, doch
onzes bedunkens is door w ap (2) het onhoudbare van deze stelling aangetoond
geworden. Wel was Jan van Kuik indertijd door den Engelschen Koning naar
(1) Wap t. a. p. bl. 101.
(8) t. a. p. bl. 96—121.
de in tweedragt levende Graven van Vlaanderen en Holland, met de hoop op
bemiddeling, gezonden geworden , maar Kuik had zieh met de Hollandsche en
Zeeuwsche misnoegde Edelen in geene zamenspanning tegen hunnen Graaf
ingelaten.
In 1301 was Jan van Kuik tegenwoordig bij de luisterrijke overwinning der
Vlamingen op de Franschen bij Kortrijk, bekend onder den naam van de slag
der ganden sparen.
In 1303 werd hij na de inname van Mechelen door Hertog Jan II van Bra-
band door dezen met nog eenige andere Edelen benoemd om de voorwaarden te
regelen voor den zoen tusschen hem Hertog en Jan Berthout, Heer van Mechelen
__ in Julij 1304 verdedigde hij ten behoevê van den Hertog van Braband
Maastricht, tegen- de ‘die stad belegerende Luikenaars. Bij die gelegenheid sneu-
velde Hendrik, de oudste zoon van 'Heer Jan, die doodelijk door een pijl getroffen
werd.
Bij den vrede van 1305 tu3schen Frankrijk en Vlaanderen, waarbij laatstge-
meld gewest als Graafschap werd hersteld , behoorde.Heér Jan van Kuik onder
de onderhandelaars van de Vlaamsche zij de, die te Archies sur Orange het vre-
desverdrag bielpen sluiten.
Jan I stierf den 13 Julij 1308 na eene ruim veertigjarige regering,
Volgens oude gewoonte had, bij zijn dood, de zoon van zijn overleden oudsten
zoon, Hendrik, die, gelijk wij zoo even zagen, in 1304 gesneuveld was, te weten
Jan II, zijnen grootvader moeten opvolgen, doch zulks blijkt geen plaats gehad
te hebben; men vindt dezen sedert 1285 als Heer van Hoogstraten, en Otto,
na het sneuvelen van Hendrik thans oudste zoon van Heer Jan I, als Heer van
Kuik. Deze heeft geregeerd van 1308—1350. Grave, een vrij goed (allodium)
der Heeren van Kuik, werd, wegens geldgebrek, voor de-, eerst vijf jaren later
hem uitbetaalde, som van 5000 ® zwarte toumooisen (1) aan den Hertog van
Braband epgedragen, doch om het van dezen wederom in leen te ontvangen (2).
(1) Men had groote of koningstoumooisen van zilver en zwarte toumooisen van biljoen,
die een veel minder gehalte dan de zilveren hadden, en d'us van veel mindere waarde waren.
(2) Wap t. a. p. bi. 128.