
 
        
         
		(  74  ) 
 Zekere Gérard  van  Bunde komt mede  voor als  getuige  in  stukken  van  1268  
 en  1270  (1). 
 Jan-van Bunde  en  Gijsbert Bolle verzoenden  zieh in  1289  met den Graaf van  
 Viaanderen,  wegens  den moord van  den broeder der twee eersten, Jan geheeten. 
 In  1341  verbond  zekere  Heer Giselbert van  Bunde  zieh  tot  eene jaarlijksche  
 betaling  van  eene  bepaalde  som  aan  Jan,  Koning  van  Boheme  en  Graaf  van  
 Luxemburg  (2). 
 Tusschen  1341  en  1380  komen  er geene  Heeren  van  Bunde  in de thans nog  
 voorhandene  gedenkstukken  uit  de  14e  eeuw  voor,  maar in  laatstgemeld jaar  
 werd  de heerlijkheid Bunde  door Wenceslaus van  Braband en  Heer van Valken-  
 burg  geschonken  aan  Jan  van  Schaloen  [ook  gesohreven  Schaluyn],  Heer  van  
 Hulsberg,  wegens  aan  hem  Hertog  bewezene  diensten  (3). 
 Daaruit  blijkt,  dat  tegen het  einde  van  de eerste helft  der  14e eeuw het oud-  
 ste  geslacht  der  Heeren  van  Bunde  uitgestorven  was,  en  dat  de  heerlijkheid  
 Bunde  alzoo  was  teruggekeerd  tot  Hertog Wenceslaus  van Braband,  Heer van  
 Valkenburg  en  als  zoodanig Heer  van Bunde ;  alsmede dat het geslacht Schaloen  
 of Schaluyn,  dat  reeds in  het  bezit  van het niet verre van Bunde gelegene Hulsberg  
 was,  gemelde  heerlijkheid  Bunde  bekomen  heeft. 
 Aangezien  nu  de  zoo  dadelijk  door  ons te beschrijvene  munten  van  Bunde  
 grootendeels  dagteekenen  van  na  den tijd van Wenceslaus  en  Johanna,  nennen  
 wij  met  den  Heer  p e r r e a u   in  de Revue Beige aan,  dat zij  geslagen zijn  door  
 de  Heeren  van  Bunde, uit het  geslaoht  van  Schaloen,  het zij  dan van Jan I , .die  
 gemelde  heerlijkheid  verkreeg,  of  wel  door  een  zijner  zoons ,  die  den.zelfden  
 naam  droeg  (4). 
 (1)  L a c ô m b l e t ,  t.  s.  p.  bl.  837. 
 (2 )  Zie  h e t  L a tijn sc h e   s ttfk ,  d o or  de  H H- m o t   en   s e e h iie e   m ed egedeeld  in   d e  Berne  
 de  la Numismatique  Belge, H I,  98. 
 (3)  Zie  eene  Eransche  vertaling  van  het  oorspronkelijk  in  het  Nederduitseh  uitgevaar-  
 digdp  stuk  in  de  Revue  de  la  Numismatique  Belge,  XIII  (1857),  bl.  122. 
 (4)  Het  bovenstàande  mededeelende  aan  d'en  in  de oude  Geschiedenis  van  Limburg  zoo  
 ervaren  Heer  jo s e p h   h a b e t s ,  R.  K.  Priester  en  Kapellaan  te  Bunde,  had  Z.  Eerw.  de  
 goedheid  ons  het  volgende  ter  aanvulling  en  bijvoeging  toe  te  zenden: 
 . 
 De  eerste  munt  die  wij  afbeelden,  heeft  de zelfde type als  de  N°  3,  4  en  
 5  op Pl.  VI  onzer  Munten  van  Braband en  lAniburg,  welke  type  wij  met  den 
 «In  1244 getuigen  de drie gebroeders Gerard van Oud-Valkenburg,  Gosewijn,  Kanuunik  
 van  St.  Servaas te Maastricht, en  Giselbrecht,  dat h un  vader  Reinard  van  Bunde, Ridder,  
 den  Proost  van  Meersen  zijnen molen  te Valkenburg  voor  zekere tiende  had  pvergedragen  
 (Quix,  'Schloss  und  Kapelle  Bernsberg,  bladz.  79). 
 Jan van  Bunde,  Kanitonik  bijhet Stift St.  Seryaas  te Maastricht,  verbiet in  of omirent  
 het  jaar  1381  voor  Het  Leenhof  van  Valkenburg  zijn  leengoed  Bunde,  later  genoemd  
 Coninx-leen,  en  zijne  verdere  bezittingen  aldaar,  bestaande  in  een  gedpelte ,van  de hpeve  
 Heiligenberg,  het  leengoed  Corteyn  en  den  molen,  waarbij  de  dorpen Bunde  en  It^eren  
 banaal  waren  [Leenregister  van  Valkenburg,  M.  S.). 
 In  1443  werden  dezelfde  goederen,  behalve  de molen,  bij  hetzelfde  Leenhof door  Jäh,  
 Heer  van  Bunde  en  Bocholt,  verheven.  Wij  twijfelen  er  niet  aan  of  deze  Jan  is  de ver-  
 vaardiger  der munten  te  Bunde  en  Breugel.  Hij  was  gehuwd  met, Philippa van Heinsberg  
 [zie Wo l t e r s,  Notice  sur Hornes,  bladz. 274],  weduw,e van Willem,  Graaf van Wied, en..  
 dochter  van  Jan  van Loon,  Heer  te Heinsberg,  Blankenberg,  Millen,  Steyn  en  Leeuwen-  
 berg,  en  van  Anna  van  Solms  (ziè  m a n t e l s ,  Hist.  Lossensis,  bladz.  289,  en  g ö e t h a l s,  
 Généalogie de la maison de Homes).  Door dit huwelijk werd hij zwager van Jan van Heinsberg,  
 Vorst-Bisschop  van  Luik  en  tevens  prétendent  op.  de  Heinsberg-Loonsche  nalatenschapL  
 Het  Heinsbergsche  geslacht  schijnt  onder het  bestuur  van  dien  Bisschöp  vrij  spel  in  de  
 Diocese  Luik,  ten  opzigte  van  het  muntwezen,  gehad  te  hebben, want  een  andere neef  
 des  Bissdhops,  die -Ook  neef  van  Jan  van  Bunde  was,  Jan  van  Hoome,  genaamd  de  
 Wilde,  Heer  te  Kessenich,  sloeg  destijds  onverdroten  zijne  Loonsche  typen  te Kinroy,  
 [gelijk  wij  hierna  breeder  zullen  aantoonen.] 
 B ü t k e n s   rnaàkt  Philippa  van  Heinsberg  eene  generatie  onder  dan  wij  ze hier>met m a n t 
 e l s  opgeven,  zoodat  zij,  volgens  zijne  mededeeling,  niet  de  zuster,  maar  de  moei  is  ge-  
 weest  van  den  Luikschen  Bisschop.  Dit  komt  echter  niet  overeen  met  de tijdrekenkundige  
 bescheiden,  welke  wij  daaromtrent  nasÎoegen  (Troph.  de  Brabant,  Deel  I ,  bladz.  623). 
 Twee  breeders  zijn  ons  van  Jan  van  Bunde  bekend;  de eene, Ghijs  (Giselbert), verhief  
 in  1443  den  banaalmolen.tu.Bunde,  en  de  andere,  Otto,  deed  na  den  dood  zijner  zwage-  
 riri,  Philippa  van  Heinsberg,  op  den  29 Mei  1458  afstand  van  de  heerlijkheid  Bocholt,  
 ten  voordeele  van  Jakob,  Graaf van  Hoorne.  Philippa  leefde nog  in  1456  als  weduwe. 
 De  heerlijkheid  Bocholt,  waarvan  zoo  even  spraak  is  geweest,  ligt  in  de  nabijheid  van  
 Breugel  in  de  Luiksche  Kempen,  en  schijnt  oorspTonkelijk  behoörd  te hebben  aan  de Graven  
 van  Loon.  Tele jaren  zijn  de  dorpen  Breugel  en  Bocholt in  dezelfde familie vereenigd  
 geweest.  Erard  tan  der  Mark,  Graaf  van  Arenberg,  was  in  1531  Heer  te Bocholt  en  
 Breugel;  in  1589  behoorden  zij  beide aan  Jan,  Graaf van  Hoorne,  en  in  1554 aan  den