deelen, bestaat, : Een parelrand wordt buiten dat oompartiment gezien. Het
omschrift lüidt:
' * MOßaW * | . 2S I20V2S + | * VZEIOÍB *
N° 1, dat zieh in de Verzameling der Leidsche Hoogeschool en in die van
den Kolonel .de koije bevindt, weegt 2,1 w.; — van de N° 2, weegt één
exemplaar in h('/t Koninklijk Kabinet te \s Hage mede 2,1 w, en een ander in
het Kabinet van den Staat te Brussel 2 wigtjes.
MUNTEN VAN HET GRAAFSCHAP LOON.
Het Graafschap Loon of Looz, oudtijds Loen geschreven in Nederduitsche
stukken, en Loos in Waalsche, was gelegen tusschen het Hertogdom Braband
en het Bisdom Luik, en bevatte een deel van de Hesbaye en de Kempen. Het
strekte zieh uit van omstreeks St. Truyen tot aan het Graafschap Hoorne (oudtijds
Hoern geschreven), en van de grenzen der Brahandsche Kempen tot aan
de Maas. Het bevatte het stadje Loon, de hoofdplaats, benevens Hasselt en
Maaseik; verder de bürgten Bilsen, Bree, Curingen, Herck, Peer,, enz. Aan
de grenzen werd het verdedigd door de kasieelen Colmont, Looz en Stockheim.
Vele heerlijkheden waren door den leenband aan Loon Verbünden, en erkenden
deszelfs Graven als hunne Souveredaen, zoo als b. v. de Graven van Hoorne,
de Heeren van Pietersheim, Diepenbeek, Heers, Duras, Rekheim, Stein, Born,
Vogelsank en Zolre (1).
Het wapenschild van Loon bestond uit vijf roode balken {fasees) op een veld
van goud.
Een oude Gesehiedschrijver van het Graafschap, Mantelius, wil den oorsprong
der Graven van Loon tot op Karel den Grooten doen opklimmen. Volgens hem
zoude de Keiaw in SOI het aan Ogier den Deen, een zijner getrouwe medge-
zellen op zijne wapentogten, geschonken hebben.
Aan Ogier zoude in 850 Berengarius als Graaf van Loon opgevolgd zijn en
(1) Zie p e r b e a t j in de Reme Beige, T. II, page 87.
diens Opvolger Angilram geheeten hebben.. Deze, zonder mannelijk kroost ge-
storven zijnde, zoude zekere Rudolf of Radulph van Henegouwen, die men wil
dat eene dochter van Angilram in huwelijk had, in 944 het Graafschap ■ Loon
bekomen hebben.
• Aarnoud I, zoon van dezen Rudolf, is de eerste van wien met eenige zeker-
heid melding gemaakt kan worden. Hij was eenige malen gehuwd, en legde
zieh toe om de door de Noormannen aangerigte. verwoestingen te herstellen, ook
door het herbouwen van vernielde plaatsen. Daar hij geene kinderen naliet,
was zijn neef, Aarnoud II, zijn opvolger. Deze huwde Luitgaardv dochter van
een Burggraaf van Gend, en voerde krijg met Graaf Boudewijn IV van Vlaan-
deren, die aanspraak op het Graafschap Loon maakte, Terwijl oök deze Aarnoud
geene erfgenamen had, schonk hij bij zijn overlijden, ten jare 1014, zijn
Graafschap aan het Bisdom Luik, welks Bisschop Balderik zijn broeder was.
Deze, de nalatenschap aanvaard hebbende, beleende zijnen jongeren broeder
Aarnoud er mede (1), om betj met zijne nakomelingen im leen van de Luiksche
kerk te houden, zoo lang zijne mannelijke lijn in wezen zoude. blijven.
De naburige Vorsten waren over de wegschenking van; het! Graafschap Loon
aan de kerk van Luik te onvreden. Dirk van den Elzas, Graaf van Viaanderen,
maakte er gewapenderhand aanspraak op, gelijk zulks ook deed Lambert,
Graaf van Leuven. De laatste ligtte de Gravin Luitgaard, de weduwe van
Aarnoud II, op en liet ze in zijn kasteel van Leuven gevangen zetten, waar hij
haar tot demafstand harer regten trachtte over te halen. Na vele onderhande-
lingen kwam Aarnoud III in het gerust bezit van het Graafschap tot aan zijn
overlijden, dat in 1021 pläats had. Aangezien hij geene kinderen naliet, volg-
de zijn broeder Otto (de Schrijvers van VArt de verifier les dates spreken van
zekeren Giselbert) hem in het bestuur van het Graafschap- op. Deze -was gehuwd
met Luitgard van Namen. Men weet niet< wanneer hij overieden is, maa-r
meent dat hij nog in 1060 in leven was.
Emmo, broeder van Aarnoud III, was zijn opvolger; deze was eerst gehuwd
met Ermengard van Hoorne en later met Mechteld van Gulik. De Kronijk-
(1) Perkeau t. a. p. bl. 88; naar t.ouvrex, Recueil des éiUts 8tc., I, § 1.
28*