
Eene eeuw later, te weten in 857, wordt melding gemaakt van zekeren Robert,
eersten Heer van Heusden, in dat jaar overleden, en die in huwelijk zoude ge-
had hebben Averarda of Ada, docbter van Hendrik, Graaf van Kuik. Wederom
eene halve eeuw later gewaagt men van zekere docbter uit den huize van Kuik,
gebuwd met Gerlach, tweeden Voogd vanGelre, die in 931 overleden zoude zijn.
Daarop volgt Willem van Kuik, wiens docbter Elizabeth gehuwd zoude ge-
weest zijn met Jan II, Heer van Arkel, de zelfde die met den Hollandschen
Graaf Dirk III eene bedevaart naar het Heilige Land deed, doch te Beiruth
overleed. Zijne echtgenoot, in 1036 gestorven, zoude in het koor der Arkelscbe
kerk begraven zijn, iets wat zeer mogelijk is, aangezien Arelo eene zeer
oude plaats is, die reeds in 999 bij bondam voorkomt (1).
De eerste pexsoon in den huize van Kuik, waarmede eene regelmatige opvol-
ging begint, is Herman I , ten jare 1068 overleden.
Van dezen Herman lezen wij, dat bij zieh ten jare 1058 in een verbond tegen
den Hollandscben Graaf Floris I begaf met Bisschop Willem yan Utrecht,
Lambert III, Graaf van Leuven, Wichard of Wichman II,. Voogd van Gelre,
Hanno, Aartsbisschop van Keulen, Theoduin, Bisschop van Luik, en Egbert I ,
Markgraaf van Meissen (2).
Ten gevolge eener door vele geschiedschrijverS geboekte. krijgslist van Floris
werden de verbondenen met een zeer groot verlies verslagen, dock ten jare 1061
ward de aan Val hervat. Tusschen Maas en Waal, en wel bij Hemert, werd een
slag geleverd, waarin Graaf F'loris de overwinning behaalde op de benden van
Keulen, Brandenburg (immers van Meissen ?) en Kuik, doch zieh onvoorzigtig
na den strijd met de zijnen ongewapend nedergevlijd hebbende, werd hij door
de terugkeerende vijanden, aangevoerd door Heer Herman van Kuik, overvallen
en gedood.
Van dezen tijd af dagteekent, zegt w ap (3), bet door de historieschrijvers
(1) Zie v a n d e n BERQH, Middelmederlandsche Geographie, bl. 205.
(2) Minder juist is de titel van Markgraaf van Brandenburg, die Egbert draagt bij
w a p t . a. p . bl. 12; zie over de door hem geslagene geldstukken onze Munten van Friesland,
Groningen en Drenthe, bl. 55.
(3) t. a. p. bl. 14.
elkander steeds nagesebrevene onware verzinsel, dat eene altijddurende veete
bestond tusschen de huizen van Holland en van Kuik. Na het gebeurde bij
Nederhemert vindt men in de laatste zes levensjaren van Herman I niets belang-
rijks meer aangeteekend, evenmin als wie zijne echtgenoot geweest is. Hij heeft
een zoon nagelaten met name Hendrik 1, die hem in 1068 als Heer van Kuik
is opgevolgd, ook nog een’ zoon Emst, die omstreeks 1076 leefde, en tot echtgenoot
had Maria T’Serclaes, met welke hij de bnrgkapel te Grave stichtte, die
later tot eene collegiale kerk herbouwd is (1).
Blijkens een diploma, door h e d a medegedeeld, was Hendrik reeds in 1108
overleden, en liet hij bij Averarda, zijne toen nog levende weduwe, drie zonen
en eene dochter na; Herman II, die hem in 1109'als Heer van Kuik opvolgde,
Andries, Bisschop van Utrecht (2), en Godfried, Heer van Arensberg. De
naam zijner dochter was Aleid, gehuwd met Arnold van Rothem [Rossum], in
1183 overleden. Deze echtelingen hadden eene dochter nagelaten, met name
Helwig, naar wier hand Floris de Zwarte, broeder van den Hollandscben Graaf
Dirk V I, dong. Floris was, bij vele goede .hoedanigheden, van eenen zeer
woelzieken aard. Hoe het zij, de band der erfdoebter van Rothem werd hem
door hare voogden geweigerd, niettegenstaande de leenmannen van Rothem hem
als hunnen Heer begeerden, en zijn bloed ver want, Keizer Lotharius, zelf op de
zaak aandrong.
De diep gegriefde Floris vatte de wapenen op, en wendde zieh eerst naar het
Bisdom Utrecht, op welks zetel een der voogden zijner beminde, Bisschop Andries
van Kuik, gezeten was. Eerst veroverde en verbrandde hij het slot Leksmond
, waarin bisschoppelijke bezetting had gelegen ; daarna verdreef bij Andries
uit Utrecht, van welke stad Floris zijne wapenplaats maakte. Op zekeren tijd
van daar naar de zijde van Abstede ter jagt gegaan, wérd hij door de Heeren
van Arensberg en Kuik overvallen en gedood.
(1) Zie de schrijvers aangehaald bij w a p , t. a. p.
(2) Zie over dezen onze Munten der Bisschoppen, van de Heerlijkheid en de Stad
Utrecht, bl, 44 en 45, alsmede onze Munten der Heeren en Steden van Overijssel, bl. 38,
verder w a p t. a. p. bl. 24—27.