
N° 11 is eene slaafsche navolging eefier biljoenen munt (mijt) van; Lodewijk
van Crecy, Graaf van Viaanderen (zie gaillard , Recherche» mt les ntonnoies
de Flandre, PL XXIII, N° 192, enz.>, Op de vz. toch ziet inen de eerste
letter (li) van ’s Graven naam, tusschen drie roosjeS. Omschrift:
2SRB.. DVS . . DME
Op de kz. een langbeenig kruis. Tusschen deszelfe beeBen:
SB. . f S . . f . . B | eraa.
dit laatste voor Mumme, doch zal Meme gesebreven zijn om het Flandrie van de
Vlaamsche munt eenigzins nabij te komen. Zie de aängehaalde Plaat van l e -
liEWEL, N° 4.
Even stout is de nabootsing op de N° 12, waar wij op de vz. zien:
Pli
met een streepje er boven; verkorting van Flandria, als op de däbbele mijten
van den Vlaamschen Graaf Lodewijk van Male. Omschrift buiten den parelfand:
ijä KEBBOIiDVS ■ DBS,
Op de kz. een Karolingisch kruis en rondem hetzelve:
ifi' SBOHEJE2S DH BEB {Mummen) v
weder ter nabootsing van Flandren.
Ontleend aan de Plaat ab voren, N° 3.
Er is eene gaping in de geschiedenis van Riniunen na den dood van Heer
Aarnoud. Het blijkt niet, wat er gedurende den vermelden vreesselijken oerlog
en na het sluiten van den vrede van de heerlijfeheid Rummen geworden is.
Blijkbaar ging zij niet over op de nakomelingen zijner zuster Maria, die, gelijk
wij zagen, gehuwd was met Jan , Heer van Hamael en Montfort, en in 1386
overleecb Bij de vertnelding zijner drie hinderen vindt men nergenS- van het
leen Rummen gewaagd.
Er is das eene gaping tussehen 1367 en 1415. In laatstgemeld jaar vinden
wij Rummen in het bezit van Heer Jan van Wezemaal (tl). Deze stainde af van
de Heeren van Montferrant'; die reeds in 1240 bezitfers van Rummen waren.
Zijn wapen was van keel, met drie zilveren! lelien, het schild omringd door een
(1) Zie butkens, Trophees dm hrahani, en daaruiff bij w o l t io o v t. a. p. bl. 120.
band yan ? boven aan in de gedaante van een lambel met drie pendants.
Dit laatste teeken schijnt aan te toonen, dat Jan II van Wezemaal (een Bra-
bandseh leen) reeds in het bezit van Rummen was voor dat hij zijnen vader
opvolgde, De geschiedenis vermeldt niet veel van hem; alleen vinden wij dat
hij, te gelijk met zijnen vader, en dus als meerderjarige, voorkomt in de acte
van vereeniging tusschen de Brabanders en Limburgers, in 1415 gesloten.
Hij overleed in 1464, terwijl, bij de laatste van zijn’ stam was.
Bij zijnen uitersten wil (1), waarin hij zich // Heer van Wezemaal en Phalais,
van het land-van Mechelen , enz., benevens Erf-Maarschalk van het land van
Braband// noemt, stelde hij Karel, Graaf van Charolois (later Karel den Stouten
genoemd), tot zijn erfgenaam aan.
Alvorens tot de beschrijving der munten 'van Jan van Wezemaal over te gaan,
moeten wij nog lets zeggen van het laatste muntje dat wij op PI. XXIII hebben
laten afbeelden. Het is een denier of penning uit de 13e of het begin der
14s eeuw, wegende 0,6 w., en heeft op de vz. een kopje binnen een parelcir-
kel. Van het omschrift kunnen wij alleen WSSGIi lezen.
Tusschen de beenen van het gevoete kruis ziet men:
mob I I . | VHI | WIS
Tijdens het in Plaat brengen der munten gisten wij of bet soma van een Heer
van Rummen konde zijn. Thans twijfelen wij, omdat het tot oudere tijden
schijnt te behooren.
De munten van Jan van Wezemaal, als Heer van Rummen geslagen, worden,
ten getale van zes, door ons op PI. XXIV medegedeeld.
De eerste is een groot. Zij heeft op de vz. het boven door ons beschrevene
wapenschild binnen een parelrand. Omschrift:
. *1« 10*1 ... .;s OS 8 WSSEfRTi 8 D© 8 BVifi
Op de kz. een gevoet kruis, en tusschen deszelfs beenen beurtelings eene
kroon en eene lelie. Omschrift: i SOT 8 BOSH© 8 DBI8 BSBSDI. . .
De N 2, een kromstaart, heeft op de vz. de type dier muntsoort , een
(1) In zijn geheel te vinden bij miraeus, Opera diplomatica.