
WIIiHSilMVS DV#
die men alleen aan Willem van Gulik of aan Willem V van Beijeren-Henegon-
wen kan toesqbrijven, welke beide in 1856 begonnen te regeren, méenden de
Rédacteurs der Revue deze mnnt aan Reinoud van Schoonvorst te moeten toe-
kennen (zie t. a. p. bl. 387 in noot 2). Men vergelijke onze afbeelding eens
goudgulden® van Reinoud II (Munten der Graven en Hertogen vañ Gelderland,
Pl. II, N° 1), enz.
Op de kz. vertoont zieh de Florentijnsche iris of dusgenaamde lelie ; het om-
sebrift lnidt:
* RN • D • VTÏldJSB'
Het gewigt dezer mnnt, die door den Heer d e o o s t e r te Parijs ontdekt en
gekocht werd (en waarvan slechts ééñ exeniplaar tot dus verre bekend is geworden)
, is ons niet opgegeven.
De volgende Val'kenburgsche munt is er eene van Heer Jan, die in 1352
overleed, en wel blijkens hare type, die de zelfde is van de munten van Hertog
Reinoud II van Gebe (zie onze Wanten der Graven en Hertogen van Gelderiand,
Pl. II, N° 6—13) en die van Hertog Jan III van. Braband (zie Munten der
voorm. Hertogd. Braband en Limburg, Pl. IX, N° 28) en Diederik van Heinsberg
, Graaf van Loon (zie in dit Deel Pl. XXU, N° 6).
Over dezen Heer Jan handeldeñ wij reeds boven, zoodat het niet noodig is
him1 op hem terug te komen.
Op de vz. dan ziet men een klimmenden leeuw met zeer gehaarden staart
binnen een pareleirkel. Het omsehrift is;
ÎDORSTTÎ î VTÏXjI^SBOR f
Op de kz. deelt een eenvoudig gevoet kruis het veld der munt in vier deeten.
Tusschen de beenen van het krnis Staat ;
10^77 I RSS D I a VTSIi i isaBO.
Gelijk wij de afbeelding van de vorige munt vonden op bladz. 384 van het
VIIe Deel der Revue Beige, zoo treffen wij de tegenwoordige munt aldaar aan
op Pl. VIII onder N° 5. ln den tekst is geen gewigt opgegeven. De bezitter
was toenmaals de Heer l . d e o o s t e r , van wien ze later overging in het Ka-
binet van den Baron m i c h i e e s v a jj v e r d d y n e n te Maastricht.
De 3» munt op onze Pl. XX, ongetwijfeld geslagen tijdens Walraven het
kasteel van Valkenburg bezet hield, is er eene van Wabaven, dien wij boven
het laatst in de tweede helft der 14e eeuw vermeldden. De type is gelijk. aan
die van Born, door ons afgebeeld op Pl. IV, N° 1.
Op de vz. ziet men in het veld.:
P-Vr27 of P2SB U
en in den rand :
j|i MOHSWTS S F2ÏU
Op de kz. vertoont zieh een aan de einden gebloemd kruis binnen een pa-
relcbkel. Omsehrift :
"2ÏER2S "D H OB
zonder twijfel aan te vullen tot Walra de Vzlkebor.
K. B. Het gewigt is niet opgegeven. De munt ging mede over uit de han-
den van den Heer l . d e c o s t e r in het Kabinet van den Heer m i c h i e l s v a n
v e r d u y n e n te Maastricht.
Onder N° 1 op gemelde Plaat XXXIII deeien wij een ons later bekend geworden
Toursche groot mede, met leliën in den rand op de vz., doch het om-
schrift is thans geschreven: >£. TVRONV • S • GIVIS.
ln den binnenrand op de kz. staat:
>£ DRS DEDER VMS
Hetgeen. de Heer c h a l ó n aldus uitlegt :
DomiRuS DEDERicus ValikenburgensiS; Diederik, Heer van Valkenburg.
In den buitenrand staat :
* . . . RDIßrciV • SI1B ! HOÍRS : DRI : RRI ! D ai • ÍI*-----
Z. Verzameling van den Staatsraad b. v o n k o e h n e te St. Petersburg. De
Heer c h a l ó n twijfelt er niet aan, bij bet mededeelen van deze Toursche groot
in de Revue Beige van 1861, Pl. XVI, N° 11, of zij behoort aan Diederik
III, Heer van Valkenburg, die in 1347 in den slag van Vottem bij Luik
sneuvelde en die door zijnen breeder Jan werd opgevolgd, aan Wien de volgende
munt toegesebreven wordt.