
zonderde daarbij uitdrukkeKjk uit, als moetende bij voortduring hun leen dade-
lijk van de Graven van Loon verheffen, de leenroerige mannen van Rummen,
enz. De gemeente Rummen heeft, als dikwerf zeer gemoeid in de Luiksche
twisten, rijkelijk gedeeld in de rampen, die in de 15e en 16® eeuwen de Kempen
en voormalige Haspengouw (Hesbaye) troffen. . •
Eerst omstreeks de helft der 13e eeuw vinden wij de Heeren van Rammen
afzonderlijk vermeld. Het schijnt dat deze plaats tot op dien tijd in het bezit
is geweest van het geslacht der Graven van Loon, en dat deze er zelfs dikwerf
hun verblijf gehouden hebben. Men zegt dat er oudtijds een grafelijk geregts-
hof in het kasteel van Rummen bestond, en dat dit ten tijde van Graaf Gerard
naar Curingen overgebragt is geworden.
Tusschen 1240 en 1367 vinden wij de geslachten van Montferrant en Oreye
als Heeren van Rummen vermeld.
De eerste Heer was Willem van Montferrant. Hij komt als zoodanig veor in
eene acte van verkoöp des jaars 1240. Zijn opvolger was Adam van Montferrant,
die in een stuk van Augustus 1249 aangetroffen wordt, en gehuwd
was met Elizabeth, erfdochter van Heer Arnold van Orey, iets waardoor hij
eigenaar der heerlijkheid Orey werd en er den naam van door zijne erfgena-
men Bet dragen.
Zijn zoon Willem van Orey werd Heer van Rummen, na den dood zijns
kinderloozen breeders Boudewijn van Orey, die in een Charter van het jaar
1290 voorkomt.
Willem van Orey wordt bij bütkens, als Heer van Rummen, gevonden on-
der de edele leenmannen van Hertog Jan I van Braband, die van 1270 tot
1294 regeerde.
Aarnoud, Heer van Orey, en zijn broeder Jan, Heer van Rammen, komen
voor onder de edele leenmannen van Jan II, Hertog van Braband (1294—
1312). Jan van Orey, Heer van Rummen en Velroux, had tot zoon Willem
van Orey. Deze, nog jong zijnde, was schildknaap van Johanna van Loon,
Vrouw van Quabeek, eene dochter van Graaf Aarnoud VIII. Zij was weduwe
van Aarnoud van Wezemaal, Heer van Bergen op Zoom, en had bij dezen man
eene dochter, die in het huwelijk trad met Jan, Heer van Valkenburg.
Eene bijzondere genegenheid, door haar voor hären schildknaap opgevat, deed
baar besluiten om hem tegen den zin barer bloedverwanten te huwen. Toen
Lodewijk IV, Graaf van Loon, die, gelijk wij boven zagen, kinderloos was, in
1331 zijne landen onder zijne bloedverwanten verdeelde, sehonk hij, gelijk wij
mede reeds vermeldden, het leen van Rummen in vollen eigendom aan zijne
zuster Johanna van Loon, Vrouw van Quabeek, en aan hären zoon Aarnoud,
dien zij bij Willem van Orey had, Dat in een- stuk van September 1334 de
onderteekening nog voorkomt van Willem van Orey, Heer van Rummen en
Senechal van het Graafschap Loon, meent vvolters (1 ) daaraan te moeten toe-
schrijven, dat zijn zoon nog minderjarig was. Men vindt hem nög als zöodanig
in een Charter van 1337.
In 1335 deden Willem van Orey, Johanna, Vrouw van Quabeek, en hun
zoon Aarnoud, ten behoeve van hunnen bloedverwant Dirk van Heinsberg vrij-
willig afstand van al hunne regten op de. Graafschappen Loon en Chiney.
Daaruit bleek dat gemelde Aarnoud, Heer van Rummen, onbetwistbare en er-
kende, regten had op het Graafschap-Loon.
Aarnoud volgde zijrien vader in al die bezittingen of voorregten op. Hij
herbouwde het kasteel van Rummen op eene grootsche schaal. Het verkreeg
vier groote torens aan de hoeken en was met eene driedubbele gracht omgeven.
Hij was een prachtlievend man, gehuwd tuet Elizabeth van Viaanderen, Vrouw
van Somerghem, Eecloo, Perweis en Beveren, eene natuurlijke dochter van Lodewijk
van Crecy, Graaf van Viaanderen, Nevers en Rethel; in eerste huwelijk
was zij verbonden geweest aan den Ridder Simon van Mirabelle, Baron van Perweis,
Beveren en Halen, Ruwaard en Landvoogd van het Graafschap Viaanderen.
Aarnoud van Rummen komt, voor onder de leenmannen van Johanna van Bra-
band (1355—1406). In 1355 was hij tegenwoordig bij de vergadering der
Statem van Braband te Kortenberg, en behoorde onder de Edelen, die op den
17 Mei van dat. jaar toetraden tot de verklaring van een groot aantal steden en
gemeenten van Braband en Limburg, dat zij onder den zelfden Vorst vereenigd
wilden blijven.
(1 ) t. a. p. bl. 1 0 3 .
32*
[ i Iflfll