
van Scheiffard de Merode, en, om dus de gaping tusschen Arnold van Loon-
Heinsberg en het geslacht Scheiffard de Merode aan te vullen, moet men kiezen
tusschen de drie volgende gissingen: l e of dat, men weet niet op welke wijze
en wanneer de heerlijkheid Limbricht in het geslacht van Berg-Trips is overge-
gaan; 2® of dat de verkoop van 10 Eebruarij 1423 geen gevolg heeft gehad,
en dat alzoo de erfenis van Limbricht is overgegaan aan de opvolgers van Arnold,
de twee zusters van Merwede; of eindelijk 3' de verwezenlijking van den
verkoop en het bezit der heerlijkheid Limbricht door het geslacht Heinsberg.
Het geslacht Scheiffard de Merode heeft Limbricht verkregen door het hu-
welijk van Jan I, Scheiffard, met Debora van Lymborg (Limbricht). Deze
Jan leefde in de tweede helft der 15' eeuw, was de.zoon van Jan Scheiffard van
Merode, Heer van Hemmersbach, en had tot opvolgers:
Willem Scheiffard van Merode, Heer van Limbricht.
Jan II, Scheiffard de Merode.
Willem II, Scheiffard de Merode.
Jan III, die ongehuwd overleed en tot erfgename naliet zijne zuster Maria
Scheiffard de Merode, Vrouw van Hemmelsbach en Limbricht, die zonder kin-
deren in 1619 dit aardsche verliet en met welke het geslacht van Scheiffard de
Merode uitstierf (1).
(1) De Heer t. habets te Berg en Terblijt, boven reeds dikwijls vermeld, Zen dt ons
de volgende opgave:
«De Heerlijkheid Limbricht was leengoed van Valkenberg. Een register der leenen van
dat Hnis, door Godart Dobbelsteyn van Doenraedt, in de eerste week van Julij 1444
opgemaakt en geschreven, bondt in: ■ «ln den Jare ons Heere MCCC ende LXXXI, des
in daegbs in September ontfingh Hr. Adam van Berghe ritter, overmits mannen van Valkenberg
Hr. Willem van Steyvort ende Johan van Brnggen, dat Voerbrogge van den Berch
tot Lemborch mitter Heerüchheyt, iiij marek, ende die mannen te Beeck ende alles wat
men van Lemborch te Leen te Valckenberg heit.» »
De jongere leenregisters h'ebben het volgende: «De Heerlijkheid Limbricht met bare
geregtigheden en goederen, mitsgaders de leenhof te Beek is een groot leen van den Huize
van Valkenbergh verheven;
1381 den 8, 7ber bij Heer Adam van den Bergh, ridder,
. 1532 bij Halewijn Scheiffart van Merode na den dood, zijns vaders N. van Merode;
Wat de verdere lotgevallen der heerlijkheid Limbricht betreff, deze vallen
buiten ons bestek.
De oudste munt van Limbricht, die tot dus verre beftend werd, is die welke
wij onder N° 1 op PI. XXIX mededeelen. Zij heeft de type der gemeenschaps-
munten van Johanna van Braband en Pilips den Stouten (1), te weten op de
vz. een opschrift, dat door een horizontaal streepje in twee deelen verdeeld is.
.Boven staat (doch zeer mogelijk wordt het door de onduidelijkheid der letters
door ons minder juist gelezen): ÖOX2
vecs.
In den rand vindt men:
MODSWTV L SM B B S
Op de kz. staat een Karolingisch kruis binnen een parelcirkel.' Het om-
schrift is: MOneiB2S LSMBB.
K. B. Deze munt wordt door den Heer chaxon medegedeeld in de Revue
Beige van 1854, PI. XVII, N° 1, en, aangezien er eene bijkans gelijke bestaat
van Heer Reinier vani Born, een Heer uit de buurt van Limbricht, die tusschen
1378 en 1398 regeerde, meent chaxon , onzes inziens te regt, dat deze munt
ongeveer uit den zelfden tijd moet zijn (2).
1540 den 28 Julij, bij Jan van Strijthaegen heer tot Eys bij Wittern, na den dood van
Halewijn; dan bij Willem van Merode, Halewijn’s broeder;
1545 den 26 Aug. door Jan Scheiffart van Merode, Heer tot Hemersberg, als momber
der onmondige kinderen van Willem Merode voorschr.;
1590 den 14 Mei, door Maria van Merode, Jan’s zuster;
1614 den 27 Junij, door Maria Scheiffart van Merode, weduwe Van der Horst, en
vrouw tot Hemersberg;
1619 den 10 Sept. door Heer Nicolas van Breyel, na den dood van Maria van Merode;
1679 in Eebr. verheven door Herman Winand van Breyel, na den dood zijns vaders
Nicolas;
1686 den 23 Aug. verheven door Fr. Nicolas van Bentinck.»
(1) Zie onze Mimten van Braband en Limburg, Fl. X I, N" 9.
(2) Zie deze munt besohreven boven bl. 72, en afgebeeld op PI. IV, Ns. 2.