
midden der heiden van de Kempen bouwen, en wel in een groot bosch, waar
steeds vele zangvogels gevonden werden. Het was om deze reden dan ook dat
aan dit kasteel (even als aan een dergelijk in de Provincie Holland in de nabij-
heid van Haarlem) de naam van Vogelensanclc werd gegeven.
Doch het gedrag van Hugo vond algemeen afkeuring bij zijne naburen en mede
bij zijne onderdanen; vooral bij den Abt van St. Truyen, die hem op onderschei-
dene tijden over het sohandelijke zijner handelwijs onderhield. Hugo, hierover
verstoord, verwoestte herhaalde malen de landen der abdij, en list het dorp
Brustheim verstärken, ten einde er eene wapenplaats van te maken ten behoeve
zijner toekomstige strooptogten.
De Abt van St. Truyen riep de hulp van den Luikschen Bisschop Raoul van
Zeringen in, zoowel tegen de strooptogten van den Graaf als om door zijne hulp
de ontmanteling te verkrijgen van eene vesting, welker bezetting de stad St.
Truyen in altijddurenden angst hield. Maar toen de Bisschop de wapenen had
opgevat en zieh gereed maakte om Hugo voor zijne buitensporigheden te straffen,
stierf deze eensklaps ten jare 1177, en kort daarop kwam Graaf Gerard
uit het Heilige Land terug.
Zijne terugkomst vervulde zijne onderdanen met blijdschap; zij zagen zieh
verlost van de dwingelandij zijns broeders en van een oorlog, welks uitslag niet
twijfelaehtig kon zijn. - Maar Gerard voldeed niet aan hunne verwachting. Verre
van eene misdadige echtgenoot te straffen, schonk hij hâar vergiffenis, en in
plaats van genoegdöening te geven aan de billijke eischen van den Abt van St.
Truyen en den Luikschen Bisschop, tergde hij hunne gevoeligheid door Brustheim
nog meer te versterken, en zelf de vijandelijkheden te beginnen door de
stad Tongeren te overvallen, die hij in brand stak. Dit onvoorzigtig gedrag
had ten gevolge, dat het Luiksohe leger in het Graafschap Loon viel en het kas-
teef Vogelsanck in 1178 verbrand werd.
Hierop sloot Gerard vrede met den Bisschop van Luik, waarna Vogelsanck
herbouwd werd en eene sterke plaats van het Graafschap Loon bleef.
Aarnoud VIII, Graaf van Loon, schonk in 1300 zijne dochter Mechteld in
huwelijk aan Godfried, zoon van Diederik II, Heer van Heinsberg. Als huwelijksgift
verkreeg zij het kasteel Vogelsanck, Zolre, . Zonhoven en Houthalen
(1). Na den dood zijner moeder erfde Diederik van Heinsberg deze heer-
lijkheden.
Toen 1 Lodewijk III, Graaf van Loon, die geene kinderen bezat, zijn einde
voelde naderen, benoemde hij zijn neef Diederik van Heinsberg tot zijn erfge-
naam, die hem dan ook in 1336 opvolgde.
Ten einde verwikk-elingen voor te komen, welke uit de uiterste wilsbeschik-
king van Lodewijk III konden ontstaan, wilde Diederik van Heinsberg vóór
den dood zijns ooms in onderhandeling treden met de overige leden der grafe-
lijke familie van Loon, die eenige aanspraak zouden kunnen maken op de nala-
tenschap, tot welke hij geroepen werd. Om zijne moei, Johanna van Loon,
weduwe van Willem van Orey, en Vrouwe van Quaebeke, Orey en Rummen,
schadeloos te stellen, gaf hij haar in 1835,-voor haar en hare erfgenamen, de
heerlijkheden Vogelsanck, Zolder en Stapelen, en verkreeg van deze den afstand
van alle regten, welke zij op de opvolging in het Graafschap Loon.(2) zouden
hebben kunnen doen gelden.
Na den dood van Johanna van Loon erfde haar zoon Aarnoud hare heerlijkheden.
Deze Aarnoud had een zeer onrustigen levensloop. Zijne aanzienlijke
bezittingen deden hem de hand verwerven van Elizabeth, natuurlijke dochter
van den Vlaamschen Graaf Lodewijk van Male. Zij was eene eerzuchtige
vrouw, steeds geprikkeld door het verlangen ttaar het dragen der grafelijke
kroon. Zij haalde harén echtgenoot Aarnoud dan over om van Godfried van
Dalembroek de regten te koopen, die déze op het Graafschap Loon, naar aan-
leiding van den uitersten wil van Diederik-Van Heinsberg, meende te hebben;
regten, welke de Risschop van Luik, Opperleenheer van Loon, hem betwistte,
uit hoofde het, volgens het leenregt, weder aan de kerk van Luik vervallen was.
Diederik toch, de Graaf van Loon, was gestorven zonder mannelijk kroost na
te-laten. Arnold van Orey voerde, om zijne aanspraken gewapenderhand te
ondersteunen, eeñen zeer bloedigen oorlog tegen den Bisschop van Luik, en na
vele lotwisselingen alle zijne bezittingen verwoest en in handen der Luikenaars
(1) M a n te liü s , H isto ria Z o sse n sis, pag. 2 4 8 , aangehaald door den H eer p eb& ea u ,
dien wij h ier op den voet vo lg en , in de R e v u e N u m ism a tiq u e , V , pag. 7 2 .
(2 ) M a n te liü s , pag. 8 6 , aangehaald bij v e r k é a u t. v . p. in de R e v u e .