
MUNT TAN BREE.
Arnold of Aarnoud van Orey, Heer van Rummen , heeft, gelijk wij weldra
zien zullen, eene belangrijke rol gespeeld in de Geschiedenis van het Graafschap
Loon. Tot in i 851 waren er van hem niet dan munten van Rummen be-
kend; maar in gemeld jaar gaf de Heer s. c h a l o n in de Iteme de la Nimis-
matique Beige, T. VII, PI. XIV, N° 1, eene te Bree, een stadje van het
Graafschap Loon, geslagene munt uit, die volgens gemelden Heer aantoont, dät
Aarnoud ook in gemeld Graafschap geld heeft laten vervaardigen. Wij hadden
dus gevoegelijk deze munt (indien, waaraan bijkans geen twijfel bestaat, het
eenigzins raadselachtige opschrift der kz. door den Heer c h a l o n juist uitgelegd
is geworden) reeds boven onder die van het Graafschap Loon kunnen opnemen,
en hersteilen thans deze fout.
Deze munt is eene navolging der Brabandsche en Vlaamsche leeuwengrooten
uit de 14e eeuw. Zij vertoont toch op de vz. e'enen klimmenden leeuw binnen
eenen geborduurden rand met twaalf schildjes, waarop vijfbladerige figuren voor-
komen. Het omschrift is:
•fr MOßETK * BRKI
aan te vullen tot Braiensis, munt van Bree (aldus gespeld om het te doen ge-
lijken naar het BR2SB op de Brabandsche munten).
Op de kz. ziet men een gevoet kruis, hebbende tusschen deszelfs vier beenen:
EßO | VRI | GOS | OßS
Hetgeen de Heer c h a l o n voorstelt aldus te lezen:
ErHOV (Amoldus) RI (Rimmensis voor Rommensis) GOmeS DHS of wel
DHS ErHOldus Van Rimmen GOmeS.
Het buitenste omschrift is het gewone:
BßDlGTV • SIT • ROSES: DRI: RRII
(de laatste letter waarschijnlijk de eerste van Iesu, terwijl Christi weggelaten is.
Z. B. weegt 2,7 w. Verzamelmg van Professor b e k e h r e te Gend.
MUNTEN VAN RUMMEN.
Rummen, een deel van de oude Haspengouw, de nu genoemde Hesbaye, in
het tegenwoordige Zuid-Braband gelegen, was oudtijds een klein gehucht, af-
hankelijk van het voormalige Graafschap Loon.
De overlevering deglt ons mede dat de naam, oudtijds Boemen of Birnen,
afkomstig zoude zijn van de Romeinen, die hier een vast kamp gehad zullen
hebben. Nog vindt men er:een Bqonfienveld en een Boomenbeeh. Eene andere
beek droeg den Romeinschen naam van Oicindria. Naar aanleiding van deze
overlevering zullen wij straks op eene Rummensche munt het opschrift Moneta
Bomanorum aantreffen.
Na.de Romeinen moeten de Franken hier ook een kamp gehad hebben. W o l-
t e e s ( 1 ) brengt hiertoe, uit de overlevering, het opschrift: Moneta Franc, enz.
op eene.Rummensche munt uit de 14® eeuw, later door ons te beschrijven,
doch, men zal zien dat wij aan de juistheid zijner ppvatting twijfelen.
W e n d e l i n u s , zegt in zijne heg es Fcilicae illusiTatae et illarum, natale solum
demonstratum, dat Rummen met de omliggende streken oudtijds de zetel was
der Salische Franken, en dat de beroemde Salische wetten daar yervaardigd
zouden zijn. Men vond te Rummen vroeger een aanzienlijk kasteel, dat van
zeer oude dagteekeningvwas, en in 1365 door het leger van den Prins-Bisschop
van Luik,vermeid werd. Deszelfs bouwvallen worden nog hedem ten dage ge-
zien; ook vindt men er eene woning, die nog de Munt genoemd wordt.
Rummen verkreeg omstreeks de helft der 14® eeuw hare eerste vrijheden als
gemeente; toen Lodewijk IV, Graaf van Loon, ten jare 1351, ziende dat hij
geene Jdnderen had,, het yoornemen opvatte om zijnen neef, Dirk van HeinsT
berg, zoon zijner oudste zuster, die Vrouwe was van Vogelsanck, zijn Graafschap
na te laten , schonk hij het land van Rummen aan zijne schoonzuster Johanna
van Loon, Vrouwe van Quabeek, en aan hären zoon Aarnoud; maar hij
(1) In zijne Notice historique de la Commune de Rimmen, Gand 1846,-8", page 3.
32