
Op de kz. vertoont zieh in het middelste der munt een in bloemsieraden
eindigend vierbeenig kruis binnen een parelcirkel, omringd door twee rijen
omschriften. In . de binnenste rij staat:
>£ MOHEWK &> DE & GRTIVEßS
voor Moneia de. Grave of Mpneta Gravienm, munt van Grave.
De onkundige monniken of andere geestelijken, die ongetwijfeld voor de op-
schriften zorgden, schreven toen een barbaarsch Latijn, gelijk wij in andere
Deelen van ons werk reeds zoo dikwerf deden opmerken (1).
In den buitenrand leest men:
A BHDlGroVS s ÜVI • V6HITO S IH S HOißlH© : DOißlHII.
voor Domini.
Deze muntsoort, waarvan wij het gewigt niet kennen, ontleenen wij aan de
Revue de la Numismalique Beige, T. VIII, PI. XIV, N° 4, waar zij door
den Heer cu y p ers beschreven is.
De N° 3 heeft op de vz.:
PSRVISßSI
in plaats van PTiRVIQßSIS, gebjk op de N° 2 staat.
Op de kz. leest men:
& MOHEW2! & DE & QRBVEB. NB. De beide laatste letters aaneengehecht.
Eindelijk is het laatste woord van bet omschrift in den buitenrand: DOSPIßl .
en niet als op de vorige DOERIHII.
De munt weegt 3,3 w. en bevindt zieh in onze Verzameling.
De N° 4 eindelijk heeft op de vz.:
DBS s o© i PSBV iaß
- en ook ÖOJBIHI op de kz.
Zij weegt 3,1 w. en bevindt zieh in .de Verzameling van den Kolonei de
b o ije v a n w ichen te Nijmegen.
Doch keeren wij thans tot den onder de voogdijschap des Heeren, van Perweis
(1 ) Eene kleine varieteit dezer m U nt is afgebeeld door wijlen den Heer l e l ew e l op
PI. V, N" 28, der Revue de la Nimismatique Beige, T. VI van de 2? Serie, Daar heeft
de vz.’: P2SRVISKSIS : ß.
staanden Heer Jan-IV van Kuik terug.— Gedurende zijne minderjarigheid is
deze Heer meestal uitlandig geweest (1). Zoo b. v. vinden wij hem ten jare
1364, met Hertog Wenceslaus van Braband, te Reims bij'de krooning van den
Fransehen Koning Karel V. Daarna?'sleet hij.tot zijne'meerderjarigheid zijnen
meesten tijd te Brussel aan het hof, waar hij kamerling [kamerheer zouden wij
nu zeggen] moet geweest zijn. Ook bezegelde hij met vele andere doorluch-
tige personen de privilegien of voorregten, die men gewoonlijk de // Corten-
bergsehe en Walsche Kaarten // (Chartres), noemt.
Van 1376 tot 1378 schijnt hij uit zijne landen afwezig te zijn geweest; al-
thanS hij stelde toen de stad Grave en haar kasteel in banden van den Ridder
Riohardus de Kock, Schout van ’s Hertogenbosch.
In 1380 trad Jan IV in den echt met Mechteld van Boetselaer. Uit dit hu-
welijk werden hem echter geene kinderen geboren, hetgeen aanleiding gaf dat er
bij zijnen dood verschil over de opvolging ontstond tusschen zijn oom Weneman,
Heer van Malsen en Meteren, en Jan van Kuik, Heer van Hoogstraten, oud-
sten zoon van wijlen zijn oom Heer Hendrik van Hoogstraten. Door den invloed
van zijne talrijke vrienden verkreeg Weneman Grave en Kuik van Braband in
leen, waarvoor hij aan den Hertog en de Hertogin, Wenceslaus en Johanna,
den huldigingseed aflegde (3).
Alvorens de eenige ons bekend gewordene munt van Jan IV van Kuik te be-
schrijven, moeten wij nog vermelden, dat hij ten jare 1383 in den bioei zijner
jaren sneuvelde bij het beleg van het slot Engelrijk in Westphalen, naar welk
land hij het jaar te voren met Hertog Willem I van Gelre getrokken was.
Het is aan hem dat de munt, waarschijnlijk denier of zilveren penning gehee-
ten, behoort, die wij onder N° 1 op PL II hebben afgebeeld.
Op de vz. der munt ziet men een gevoet kruis, dat het veld in vier ge-
lijke deelen scheidt. Het omschrift is:
IOIjTi | ßHE | SiDQ | l^VIGC.
(1) Wap t. a. p., wien wij hier op den voet volgen.
(2) Zie w a p t. a. p. bl. 189.