
 
        
         
		al  de  plaatsen  van  dien  naam  of  van  dien  van  Steynfurt,  bij  hubner en  van  wijk  vermeld, 
   niet ¿¿ne  voor,  die ik  voor  de bedoelde plaats  zou  durven houden;  die alle toch zijn  
 min  of meer  te verre  verwijderd  van  de  andere genoemde plaatsen, welke maria , dochter van  
 den  Qraaf  van  Zoon,  hären  echtgenoot  aanbragt,  alle welke  plaatsen  in  het  oude gebied  
 der  Graven  van  Loon  en  van  Heinsberg  schijnen  gelegen  te  hebben.  Bij  de  beschou-  
 wing van  de  ligging  dier plaatsen  woTdt  men  als  van  zelve wel  tot  het  denkbeeid  gebragt,  
 dat  hier  mef Steynfort  (de Schrijver  van  den  Stamboom  der  Graven  van  Nassau  was  toch  
 zoo  bijzonder  naauwgezet  niet  in  de  benaming  der  plaatsen,  gelijk  wij  gezien  hebben  bij  
 Vuchtam  en  Millam,  opgesierde  namen  van  Vueht  en  Millen)  het  oude  Steyn bedoeld  
 werd,  hetwelk  wij, zoo wij  vermeenden op goeden  grond,  vermoedden,  dat  in  de  nabijheid  
 of  wel  in  den  lande  van  Byhe zelve moet gelegen geweest  zijn,  waarin JEik,  dat een  der  
 voornaamste  plaatsen . van  het  Graafschap  Zoon  was  (1). 
 Ten  slotte  van  dit  onderzoek  geloof  ik  te  mögen aannemen,  dat de heerlijkheid  Steyn  
 is  geweest  een  hwaad  leen,  waarvan  de Graven  van  Zoon  Leenheeren  waren  en welk leen  
 weder  op  hen  verviel  na  den  dood van  Margaretha,  de laatste  afstammeling  in  regte lijn  
 van  de Heeren  en  erfdochter van  Steyn,  en  dat,  zulks  geschied  zijnde in  den jare  1451,  
 Johan,  Graafvan Nassau,  door  huwelijk  met de  dochter  en  erfgename van  den Graaf van  
 Zoon,  en  -uit  de  bezittingen  daardoor  hem  aangebragt,  over  het  toen  opengeVallen  leen  
 Steyn beschikt heeft ten  gunste van  Herman,  vierden  zoon  van  den mede in dat jaar over-  
 leden  Biederich van Bronchhorst,  die  door  de  twee oudste  zijner  drie  broeders in de suc-  
 cessie  van  ’s vaders  nalatenschap  der  goederen  van  Bateriburg,  Anholt  en  Gronsveld was  
 voorgegaan. 
 Ik  vind:  Heere  Arnoud  van  Steyne  (in  Yorsen  of  Urshem).  
 Yan  mieris,  Groot  Gharterboeh,  D.  I,  bl.  550. 
 10  April  1317.  Schuldbekentenis van Graaf Willem van  honderd en  zeventigpon-  
 den Hollandsch des jaars aan Aarnoud, Heer van Steene, en Yrouw  
 Margriet,  zijn wijf.  Groot  Charterboeh,  D.  II»  bl.  182,  283. 
 13  Maart  1320.  Daniel  van  der  Merwede.  Groot  Charterboeh,  D.  II,  bl.  234,  
 319,  337.  D.  III,  bl.  186,  200,  220, 315,  356,  649,  650. 
 (1) De Heer  habets meldt  ons:  mantels  heeft  op  bl.  289  van  zijne  Loonsche Geschiedhoeken  Steinvort en niet  
 Stein.  Butkens,  I ,  643  en  op  andere  plaatsen,  heeft  Stem fort,  en  nooit Stein.  Steinvort  is  geheel lets  anders  
 dan  Stein.  Om  dezen naam  in  Stein te  herscheppen,  moest  men  alle  Schrijvers  in  dit woord  op  fouten  hetrap-  
 pen  hetgeen  hezwaarlijk  is  aan  te  nemen.  Het  is  ook  onnoodig  het  dorp  Steinvort  in het  verre Westfalen,  op  
 de  oevers  der  Aa,  in het Graafschap of in eene stad van dien naam,  te  zoeken, daar wij hetzelve yinden in het hart  
 van  het  Graafschap  Loon,  in de nabijheid van Hasselt,  en zelfs lezen,  dat Jan van  Nassau nog in  1473  in het bezit  
 van  dit  dorp  was,  terwijl hg  de Heerlijkheid  Stein  reeds  in 1464 aan de Heeren van Bronkhorst had overgedragen. 
 Barendrecht.  D.  II,  bl.  258. 
 De  lande  van  Steyn.  D.  II,  bl.  785. 
 Jonkvrouw  Margaretha  van  Steyn,  echtgenoot  van  Willem  van  
 Brederode.  D.  IY,  bl.  129. 
 Engelbert,  Graaf  van  Nassau,  Heer  ter  Leck  en  van  Breda. 
 D.  IY,  bl.  464. 
 De jonge  Graaf van  Nassau,  Johan,  bl.  475. 
 Willem  van  Brederode,  Heér  van  Stein,  bl.  980.  ... 
 Dirk van der Merwede, Drossaard des lands van Hensden,  bl.  998.  
 Margriet  van  Brederode,  Yrouw  van  Stein,  bl.  1002. 
 6  Augustus  1321.  
 25  Julij  1850.  
 14  September  1409. 
 1  Maart 1417  en  1418. 
 16  Maart  1418.  
 28  Junij  1430.'  
 21 Pebr. 1481 en 1432.  
 22  April  1432. 
 Nog  later  meldde  ons  de  Heer  j .  h a b e t s   het  volgende: 
 Tot  opheldering  der  geschiedenis  van  de  Heeren  van  Stein  deel ik u  eenige uittreksels  
 mede uit  de handschriftelijke Leenregisters  van  Yalkenberg,  die de opvolging van meerdere  
 bezitters  van  Stein  nader  bepalen  en  den  liefhebbers  der  muntkunde  niet  onaangenaam  
 zullen  zijn. 
 De  middele  poort,  ook  de  Witte  poori  genoemd,  van  het  kasteel  Stein,  zijnde  een  
 open huis  der  Hertogen  van Braband,  als Heeren  van  Yalkenberg,  was  een  groot  leen  der  
 Mankamer  van  Yalkenberg.  Het  oudste  mij  bekende  relief; dezer  poort  dagtgekent  uit  
 1881,  tijdstip waarop  Hertog Wenceslaus  van Braband in  het volkomen  bezit van Yalkenberg  
 kwam;  het  luidt  aldus:  «Den  Heere  van  Steyn  van  eynen  torne,die in  der borch  
 toe  Steyne  steit.»  Yerder  werden,  volgens  mijne  Registers,.met  de  Witte poort  beleend: 
 1460^den  14  Augustus,  Graaf  Willem  van  Wied,  als ¿man  en  momber  zijner  vrouw  
 Philippa  van  Heinsbergh,  die wij  aan den  voet van bladz. 75 als gade van Jan van  
 Bunde  vermeld  hebben.  Kort  daarna (de Registers geven het jaartal niet op) stond  
 de Graaf van Wied de  Heerlijkheid of zijne regten op de Heerlijkheid Steyn aan Jan  
 van Nassau,  Heer te  Saarbruck,  af,  die dan ook'met de Witte poort beleend werd. 
 1464  stond  Jan  van  Nassau  de  Heerlijkheid  Steyn af aan  Heer Herman van Bronkhorst. 
 1545  den  4  December  werd  een  andere  Herman  van  Bronkhorst,  Heer  te Batenburg,  
 met  de  Witte  poort  beleend. 
 1565  werd  Willem  van  Batenburg  beleend  met  hetzelfde  gebouw. 
 1596  den 9 Maart treedt Herman üiederik, Heer van Batenburg, in bezit van hetzelfde leen. 
 1602  den  15  April.  Na  den  dood  van  Graaf Herman  Diederik verhief Maximiliaan van