
Niet zeer juist voor: Maña a Brimeu, Pñncipissa de Chimay, Comitissa de
Megen ad legem Edwardi regis Angliae.
Zoodat de Megensche Gravin te kennen geeft, dat zij hare rozenobels had laten
vervaardigen op den voet der Engelsche Eduardnobels. Zij zullen waar-
schijnlijk wel van een minder gehalte geweest zijn.
Wat de type en het omschrift der kz. betreff, daarin is, zoo vérre wij konden
bespeuren, geen ander onderscheid met die der Eduardnobels , dan alleen in het
woord ÍR0DIVÍIÍ (Jesus autem transiens per medium illorumibal), hetgeen de Megensche
stempelsnijder in ÎÏÎ0 0 (deze laatste letter omgekeerd) IVSIÎ veranderde.
Op een andere rozenobel, die wij volgens de Bevue onder N° 23 lieten af-
beelden, heeft men geheöl de Engelsche type der rozenobels van de Hendrikken ;
zelfs is het wapenschild, dat de Vorst in de hand houdt, volkomen het Engelsche
en niet dat van Megen ; ook vindt men eene Ij (Henricus) in het midden
der keerzijde. Het omschrift schijnt opzettelijk in de grootste verwarring ge-
steld te zijn. Het begin echter van
SR2ÎRB'
schijnt op Maria van Brimeu te doelen. Verder is het", gelijk men zien zal,
ontcijferbaar.
Ook het opschrift op de kz. is ons raadsélachtig, en wij begrijpen niet,
waarom ook dit zoo verward gemaakt is.
De munt bevindt zieh in de Verzameling van den Heer cuypers.
HUNTEN VAN DE ABDIJ NYVEL.
Het klooster, later de abdij Nyvel, vroeger gelegen ter plaatse van het tegen-
woordige stadje Nivelles, dat oudtijds de hoofdstad was van het Walsche ge-
deelte van het Hertogdom Braband, heeft waarschijnlijk den, oorsprong gegeven
aan het stadje van dien naam, welks Latijnsche naam men Nivigella, Nivialum,
Nivellia en Niviella gespeld vindt; zie d ew ez , Dictionnaire Géographique [ook
Nivialch, volgens de Merovingische munt bij com bbotjse, N° 569].
De abdij van Nyvel is gesticht door Sint Amandus, die in de 7e eeuw de
eerste Benedictijner monnik was, welke zieh in Braband’,:-toen zelfs nog niet
Neder-Lotharingen geheeten, vertoonde. Hij haalde Ida of Ideberga, weduwe
van Pepijn van Landen, naar men zegt ten jare 645, over om zieh in den gees-
telijken stand te begeven , waama zij hare vorstelijke woning in een klooster
der orde van St. Benedictus hervormde; van welke stichting zij het bestuur gaf
aan hare dóchter Gertrudis of Geertruid, toen slechts 21 jaren teilende.. Deze
Geertruid was dan de eerste abdis van Nyvel, en werd in later tijd verheven tot
patrones of beschermheilige der Gode gewijde stichting.
Na den moord van Godfried den Noorman, in 885, verkreeg zijne weduwe
Gisela, dochter van Koning Karel den kalen, de abdij van Nyvel tot haar on-
derhoud- en werd later abdis aldaar (1).
Rijkelijk, zoowel bij de oprigting als steeds bij opvolging, begiftigd, werden
de kloosterlingen langzamerhand weelderig, en begonnen zij af te wijken van
de regelen eener stipte tucht, een eerste vereischte voor een deugdzaam kloos-
terleven, en welker verzuim de kloosters in de 16e eeuw bij velen in diepe verach-
ting bragt. Het reguliere monnikenklooster van St. Benedictus werd veranderd in
eene collegiale .inrigting van Kanonnikessen, die in niets geleek naar de oor-
spronkelijke instelling. Men kan het juiste tijdstip deZer verandering niet ineer
opgeven; maar uit een Charter van 1059 van Keizer Hendrik IV, dat bij m i-
e a e t js , T. I, p. 510, gevonden wordt, ziet men dat de verandering reeds vóór
dat jaar had plaats gehad. Bij dit • Charter worden de landen der kerk van
Nyvel verdeeld tusschen het gasthüis, de abdij en het kapittel. In 1136' be-
vestigde Keizer Lotharius II deze verdeeling.
Eenige bladzijden verder in het aangehaalde Ie Deel van m ir a e u s , te weten
op bl. 660, vindt men een diploma van Keizer Hendrik III, van het jaar 1040,
te Stavelot in het Luiksche uitgevaardigd, waarbij hij aan de abdis en het ka-
pittel teruggeeft (reddimus) de stad Nivelles, met het regt van markt, toi en
munt (cum mercatu, teloneo et moneta), enz.
(1) Zie e c c a e d , de rebus Frmciae Orientalis, II, 773, 818.