van der Laan. Zilver 2,8. Cat. mr. der. de Vries, 1854, n°. 848.
Waar schuilt deze zeldzame penning? Wie weet meer van dezen
heer van Ürk?
797. 1606, 21 Maart. Overlijden van Justus Lipsius door Simon.
JVatus yssehoe etc.
^ 798/799. Als boven door Jouvenel. Zie Durand, Medailles et jetons
des numismates, p. 110, n°. 2—5.
| 800. v. L. II, 28 (1607). Op de zorg van Philips III voor het
belang van de R. C. Kerk. Komt ook veel grooter voor. Zie van
Orden II, blz. 886 en Cat. Noot-Nagel, n°. 285, Mm. 49. Z. 76.
801. 1607, 18 Junij. Begrafenispenning van den admiraal Jacob
van Heemskerk, gesneuveld 24 ') April 1607 voor Gibraltar (v. L.
I, 30), afgebeeld maar niet beschreven door A. J. B. de Roye
van Wieken in zijne brochure Eenige middeleeuwsche munten, noodmunten
en zeldzame penningen beschreven en afgebeeld. Nijmegen
1847, blz. 28 (Niet in den handel). Op het oog leest men: Dirk
dd* Heemskerck 1611, Ook de voorstelling van den zeeslag vergeleken
met die bp van Loon verschilt zeer. Op den begrafenispen-
ning toch ziet men beneden de baai van Gibraltar aangeduid
door Baya de Gibraltar en daaronder boven de schepen :
Spa. Viceadmirael. Spaensche Admirael. De stad Gibraltar.
Egbert Pan. Madde(r) Het Hooft (der stad).
C. Adriaen Hoest. Den Admirael Heemskerck. Gap. Lambert.
Spaensche schepen.
Viceadmirael Alteras. Castel.
Dirck Strycker fecit.
In het bovenste gedeelte troont de door twee engeltjes met een
lauwerkrans bekroond wordende held in harnas; achter hem is
zijn wapenschild (zilveren klimmende leeuw op een blaauw veld)
en Aetatis 89. {De Roye heeft 40 jaar, 1 maand en 12 dagen).
Links en regts zijn nog verkleinde afbeeldingen van de positie
der schepen vóór en na den zeeslag * 2).
Op het oog van de Kz. leest men: De begraefenis van den
Admirael Heemskerck. De verschillende groepen zijn door de letters
b 24 en 25 April heeft'«. LoonTL, blz. 30 en 31.
2) De afbeelding in H de Groot's Ned. Historiën, blz. 536 (Amst, 1681) komt
vrij wel overeen met die op den begrafenispenning
a. A. a. b. c. d. e. f.f. aangeduid. De graveur teekent zich D St. {rycker)
fecit. Deze penning werd verkocht bij J. Kleynenbergh 1841 (zie
v. d. Chijs II, n°. 216 voor f 66. Bij de Roye, n°. 1059, voor
f 200. W. 63. Zie le Francq van Berkhey, Datuurl. Hist. van Holland,
Dl. III, blz. 1917. In 1876 was hij bij den heer Gerard A.
Heineken te Amsterdam (Cat. Tent. 1876, n°. 790) »waarschijnlijk
vervaardigd op last van Dirck Heemskerck.'1’
802. v. L. II, blz. 35. Ter eere van Jean Richardot, door Jan
van Montfoort gesneden. Zie Revue 1852, p. 107^-108. Komt ook
in dubbele zwaarte voor. Zie v. Orden II, blz. 388.
808. Z. j. Ter eere van denzelfden, medegedeeld met eene korte
levensschets door L, Deschamps de Pas te St Omer in de Revue 1857,
p. 233—234. pl. XVI (4). Vz.: Regtsgewend b.b. Jo. Richardotvs
secre(ti) consi[lii) praeses. Kz.: Een uil, die op den stam van een
olijfboom zit. In de afsnede: Insistam (Ik zal er op aandringen).
Onder het b.b. leest men in de afbeelding: IO. M01?T F., men
leze: Mont(foort), waardoor des heeren Deschamps onkunde (p. 234)
zal verdwijnen.
804. 1607. Penningpl. met een versierd oog om te dragen, van
Philips Willem Prins van Oranje. Zie v. L. I, 472. Vergelijk de
Vries en de Jonge I, pl. II, n°. 7. Op de Kz. van dit exemplaar
komt ’s Prinsen wapen ingesneden voor met de spreuk: Soli Deo
honor et gloria 1607 (God alleen zij de eer en roem). Cat. 6. C. van
der Hoek te Leiden 1845, n°. 302, ƒ 10.
805. 1607. Ter eere van Simon Stevin. Bij de Vries en de Jonge,
pl. III, 4, blz. 40—41. Gecopieerd door K. Lanting. (E. J{onnaert),
Quelques mots sur les médailles et les jetons qui ont rapport a la ville
de Bruges 1847, p. 10, n°. 31, heeft H. Lanting.)
806. 1608. «. L. II, 40. De spreuk aldus te vertalen: De bewaarder
Israëls slaapt niet en zal niet slapen.
807. 1608. v. L., II, 41. Het inhalen van het Trojaansche paard
(het bestand). Komt ook veel grooter voor bij Bizot, blz. 98.
P. Smidt van Gelder, n°. 1622, Z. 4172 w. Als fraai gedreven gedenkp.
Z. 43 bij Bom 1873, n°. 407. Vgl. van Orden II, blz. 390—391.
808. 1608. v. L. II, 42. Deze legpenning op de Concordia en
al de dergelijken bij v. Loon II, 43 en 76, v. Orden, Handl. I,
1116, 1117, 1134, 1147, II, blz. 102, zijn niet van West-Friesland,