Juliano vervaardigd zijn, alzoo Farnese toen eerst Ridder van het
gulden vlies is geworden. De heer Pinchart (1870) in zijne Histoire,
p. 80 zegt ook, »gravées en 1585 ou en 1586 et signées:
IVLIANO, F F.” In de Revioe, 1854 p. 337—338, in zijne
Recherches, had hij ons reeds medegedeeld dat Zani in zijne Emi-
clopedia dette Belle Arti, t. XI, parte, p. 108 dezen Juliano als
een Vlaming beschouwt, terwijl Bolzenthal in zijne Skizzen zur
Kunstgeschichte der modernen Medaillen-Arbeit S. 161 opmerkt, dat
men dezen stempelsnijder nergens elders aantreft. Met zelfvoldoening
deelt dan ook P. t. a. p. den vond mede, dien hjj zoo
gelukkig was in het Belgisch rijksarchief te maken. Het is een
request omstreeks October 1599 aan de rekenkamer van Brabant
gerigt door » Juliano Janniny, orphevre italien, qu’il at servy à
»tous les gouverneurs généraulx de par deçà, en son mestier, et
»signament à feue l’Altèze du ducq de Parme, l’espace de dix-
»huict ans (1581—1599) et comme le dict remonstrant se treuve
»à present fort vieu et caducque, reduict en pouvreté et maladie,
»ne luy estant possible povoir plus travailler et gaigner sa vie,
»ny moins recouvrer ce que luy est deu de son entretennement
»de six escus et demy par mois, qu’il at en de la cavalerie etc.”
Uit dien hoofde vraagt hij »quelque aulmoisne.” Hem werden
»XII livres Arthois en pure aulmosne” toegestaan.
De heer P. gist dat Juliano Jannini met troepen in Italie ge-
ligt om den oorlog in de Nederlanden te maken, is over gekomen ;
hij vindt in dezen »orfèvre italien" den vervaardiger der beide
vermelde penningen terug, ook om de italiaansche wijze van bewerking
en omdat deze Italiaan op zijnen penning den naam van
Maastricht tot MÆSTEHC verknoeid heeft. De eerste letter F
volgende op Jvliano kan fliu s maar ook F {lorencia) als zijne vaderstad
aanduiden.
---572. v. L. I, 271 (1) Prachtige penning ter eere van Hippolyta
Gonzaga, met den naam van den graveur in grieksche letters
AESiN APHTIN02. Leo Leoni van Arezzo was, zegt Pinchart,
Histoire p. 13, de beroemdste van het drietal Italiaansche graveurs,
Leo Leoni, Jacopo da Trezzo en Giovanni Paolo Poggini, dat
omstreeks 1580 in Brussel werkte. Hij was van Arezzo afkomstig
en bijgevolg een landgenoot van Vasari en Aretino, met wien hij
in de beste verhouding stond van vriendschap en bescherming.
Niet alleen was hij een der beste graveurs, maar ook der beeldhouwers
en gieters in brons van zijnen tijd. Hij was in Brussel
in 1549 en ontving toen, in November, de betaling voor »plusieurs
ymaiges” door hem voor Keizer Karei V en Maria van Hongarije
vervaardigd. (Vergelijk v. Mieris III, blz. 224, en onze n°. 194).
Vasari berigt dat de keizer hem naar Brussel liet overkomen,
vertrekken in zijn eigen paleis gaf en dikwijls zag werken. Hij
telt vervolgens al de marmeren en bronzen standbeelden op
door hem voor Karei V en zijne zuster Maria voor haar kasteel
te Binche gemaakt. In 1551/52 moet hij in het Milaneesche
zijn teruggekeerd.
Pinchart verwijst nog naar Bermudez, III p. 21, Quilliet, p 60
(Zie onze n°. 267) en Dumesnil, Histoire des plus celebres amateurs
italiens, pp. 259—269, voor verdere levensbijzonderheden van
Leo Leoni.
—•| 573. v. L. T, 271 (2). Als blz. 271 (1), niet minder sierlijk, van
Jacopo da Trezzo (zie VIII n°. 267.) Dikwijls met n°. 1 als pen-
ningplaten en daardoor verschillende zamenvoegingen, doch ook
v. L. I, 271 (2) met kz. de Aurora in geheel tegenovergestelde
rigting. Brief van wijlen A. H. G. Fokker te Middelburg 27 Feb.
1873 en diens Gat. (Bom, Juni 1876 blz. 36 n°. 80).
574. v. L. I. 273. 1559. Gedenkp. ter eere van Chrisloffel van
Assonville, raadsheer des konings. Deze penning door van Loon
op het jaar 1579 geplaatst, toen d’Assonville afgezant tot de
vredeonderhandeling (1579) te Keulen was, draagt op de Kz. het
jaartal 1559. De heer Pinchart, Revue 1854, p. 235, kent dien
aan Jonghelinck toe.
Noodmunten van Brussel, 1579—1580 en 1584.
575. v. L. I. 278. (1579—1580). Vier noodmunten van 1579 en
1580 van Brussel. N°. V van ƒ 3 en in 1579'geslagen is afge-
beeld in de Revue 1846, p. 283. Het is eene plaste (plaque) d’or ’).
Alzoo genaamd in een stuk van 6 Sept. 1579, opgenomen in de
Histoire de Bruxelles de M.M. Wauters et Henne, T. I, p. 519.
Zie ook Revue, III, p, 96—97, Malliet, pl. XX (1) 2). Aldaar is
>) Cat. Bom, Juli 1845, n°. 123. ƒ 23.
s) Vz.: 1579. v. L . 1. 278(3) van ƒ 3. Kz.: Een sierlijk gegraveerd wapen,
denkelijk van den heer Oostdyk te Goes. (Yerz. Zeeuwsch Gen. n°. 224).