noine Bellefroid, 8 Mai 1862, n°. 910. Revue 1862, p. 312. Gek.
door de Kon. Bibl. te Brussel voor fr. 46.
86. (1525.) De penning van Qlemens VII, (1523—1534), bij
*■ Mieris blz- 229 (3) met 3 stippen in de afsnede der K.z.,
komt ook voor met M D in die afsnede. Deze keerzijde met M D
komt ook omgekeerd voor bij Roscoe 1. c. als keerzijde van een
penning van Paus Alexander VI (1492—1505).
87. 1525. v. Mieris II, blz. 284. Legpenning van Philips van
Kleef, Heer van Ravestein. Camille Picqué zegt in de Revue, 1864,
p. 233: »La lettre couronnée du revers, inexpliquée par van Mieris,
nous parait fitre un R (Ravestein).» ». Mieris verzuimde ook om
het jaartal 1525 te vermelden in den tekst.
88. (1526.) De penningplaat van Maarten Luther bij van Mieris II,
blz. 254 (2) afgebeeld kwam voor in den Oat. Noot-Nagel, n°. 50,
met eene allegorische voorstelling op de K.z.
89. (1526.) Als boven van den graaf van Schlick, v. Mieris II,
blz. 248 (1) kwam voor bij J. Hoogstraten (1823) n°. 66, met de
keerzijde van v. Mieris I, blz. 354. (Keerzijde.) (y. d. Chijs, Tijdschrift
I, blz. 754).
90. 1528, 1 Julij. Gegraveerde zilveren penning (G. 24) op de
verwoestingen door de Gelderschen in het stift van Utrecht en op
het opbrengen van het kerkzilver. V.z. Gevechten en vernielingen.
K.z. De H. Maria met het kind en de H. Maarten. Tuschen hen
een kelk, op welks voet: 1 Julij 1528. Qui sacer ante calix jam
tum quod cernis, ademit illi vis hanc forma(m) Gelder in Urbe dedit.
Aldus (verbeterd) in Cat. ®. Gelder, 1846, I, p. 217, later bij Mun-
nicks van Cleeff, 1861, I, n°. 145, verkocht ƒ 15.
91. 1528. Penningplaat ter eere van Adolf van Bourgondië, afgebeeld
door G. van Orden en J. D. Schinkel in hunne Bijdragen
tot de Penningkunde, 5s Gravenhage 1841, pl. I, n°. 1, en beschreven
bl. 29—30 (vgl. v. d. Chijs, Tijdschrift I, 389). C. P. Serrure
vroeg in de Revue, 1849, V, p. 121: »Est-ce 1’oeuvre de Mercator ?
»c est la une question que nous n’oserions pas décider.» Deze
penningplaat kwam voor bij van Gelder in lood met koperen rand,
n . 212. Westhojj, n°. 95. Lood: Munnicks van Cleeff (I) z ilv e r/10.)
92. (1529.) Op dit jaar werd door den Hoogleeraar N. C. Kist
in Dec. 1833 in het Tijdschrift van v. d. Chijs I tegenover blz. 307
een penningplaat, voorstellende de Julia van Janus Secundus, geplaatst.
Omschrift: Vatis Amatoris Jvlia Scvlpta manv, (d. i. Julia
gegraveerd door de hand van den haar beminnenden dichter) toegelicht
door een: Iets over Janus Secundus als stempelsnijder,
blz. 307—321. Cat. Kist, 1861, n°. 44 lood. Vgl. Alex. Pinchart
in de Revue, 1852, p. 429—433.
93. 1529. Penningplaat met het Borstbeeld van Joachimvs Rin-
gelbergivs Antverpianvs en het jaartal 1529. (Graaf Nahuys, Revue
1872, pl. C, n°. 13, p. 230.
94. 1529. v. Mieris II, blz. 312 beeldt eenen penning af van
Paus Clemens VII (1523—1534) met het volgende omschrift op
de K.z.: Vna spes et vna jides erat in eis. Benvenuto Cellini verhaalt
in zijn Leven (Gron. 1843, I, blz. 160), dat Paus Clemens Vil
hem gelastte een model te maken van een grooten gouden dubloen,
op welken hij een naakten gebonden Christus wilde hebben met
de woorden: Ecce Homo, en op de keerzijde een Paus en een
Keizer, die te zamen een vallend kruis weder oprigten, met het
motto: Vnvs spiritvs et vna Jides erat in eis. Waarschijnlijk is dus
de penning door Benvenuto Cellini gesneden. Zeker is zulks het
geval met den volgenden
95. (1529.) bij v. Mieris II, 315, waarvan Benvenuto Cellini aldus
de keerzijde t. a. p. I, blz. 139, beschrijft: »Voorzijde: het hoofd
»van Paus Clemens VII. Op de keerzijde de Vrede. Dit was een
»vrouwenbeeldje, met zeer fijne draperiën bekleed, het kleed opge-
»gord, een fakkeltje in de hand, met hetwelk zij een hoop waspenen,
in den smaak van een trofee bijeen gebonden, in brand
»stak. Op zijde zag men den ingang van een tempel, waarin men
de Woede ontwaarde met vele ketenen gebonden. Rondom las men:
»Clauduntur belli portae." De Mars van v. Mieris t. a. p. wordt
dus de Woede of Furor. De K.z. is als v. M. II, 397 (1) van 1534.
96. 1529. ■ Quintijn Matsys, graveur. Brons Mm. 47, door de
Gavere (?) gesneden.
97. 1530. P. Breughel, kunstschilder. In ijzer. Cat. Schwellen-
grebel, (1844) n°. 1190.
98. Bij Westhojff (1848) vindt men onder n°. 103 op het jaar
15ö0 een zilveren gedenkpenningje (10 wigtjes) met het borstbeeld
van Nicólaus Grudius, schatmeester der Staten van Braband, en van