1231. 1655. Als boven v. L. II, 388 (1). Zeldzaam. Bij Salm
n . 1103 onder het b.b. Nat. 14 Nov. 1650. Z. 57. (Verz. nir.
J. de Vries Jen.)
1232. 1654. 25 Augustus. Op het ontzet van Atrecht (Arras),
v. L. I, 394. Vz. = Kz.: Eene gevleugelde overwinning en His-
panorum voluit. Alsmede in den tweeden regel van de afsnede
XXV Augusti MDOLIV. (Verz. P. H. van Gelder.) Brons.
1233. Als boven, n°. 1232. Kz.: Atrebatum libefatum, Br. Cat.
’f Hooft, n®. 675. Zie verder 1655/1656.
1234. 1654. 27 Mei, Krooning van Karei Gustaaf te Upsal,
v. L. II, 397, doch deze met Carolus Gvstavvs rex' en onder het
armstuk. Parisi. v. Orden II, 702. Gat. Arti d°. 1165: ald. te
verbeteren Parise in Parisi. (Verz, P. H. van Gelder.) Z.
1235. 1654. Gildepenning? van de visscherij te Scheveningen
vermeld in de Mededeelingen van de Vereeniging, enz. ’sHage 1863,
I, blz. 13. ( Wie kan ons dien mededeelen ?)
1236. 1654. Dit jaar stief Lodewijk graaf van Egmond, prins
van Gavere. (Zie II. Grote, Münzstudien IX, S. 281. Denijs Waterloos
sneed ter zijner eere eenen ovalen penning beschreven 'en
afgebeeld in de Revue 1853, p. 123 124, pi. III, n°. 1 door
den heer Alex. Pinchart en ook opgeDomen in zijne Histoire 4*° p. 50,
n°. 6, alsmede in Cat. Arti 1880. n°. 1330. (Verz. P. H. v.Gelder.)
1237. 1654. Schutterspenning van Monnikkendam. Afgebeeld in
ons Essai, pl. I (1) p. 37—38, Revue 1866, pl. IV, (1) p. 138—139.
1238. 1654. 50 j. huwelijksp, van R. Ram en A. Rijckman.
Mm. 31 (legp.) Z. 7. Gat. v. d. Chijs, n”. 193.
1239. 1654 (en niet 1656 zooals in ’t Hooft Cat. n». 690) Hoogverheven
borstbeeld en fa$e, waaronder D. v(an) R(yswijck), f. van
Gerard Hidft, Secretaris van Amsterdam, Directeur-Generaal van
Nederl. O. I., gesneuveld voor Colombo in 1656. Kz.: gegraveerd:
Om aen Agnees Hulfts
Door uyterlycke tekenen
te doen hebben myner geheu-
genisse is deze penningh
haer vereert door haer oom,
Gerard Huift 1654.
Mm. 54, Z. 58.
1240. 1654. 11 April. Begravenisp. van Jacobus Triglandius den
ouden. Zie P. C. G. Guyot, De begravenispenningen van de twee
Leidsche professoren J. Triglandius den ouden en J. K. Gronovius
1847, blz. 5—14 en aldaar afgebeeld. Aanw. Kon. Kab. 1876, blz. 19.
124L 4654. 55 Z. j. Ter eere van Christina Regina Koningin
van Zweden, v. L. II, 398, doch deze kleiner (Mm. 20 v.G.)Vz4
als v. H Kz.: Een hand uit de wolken komende en een kroon
vasthoudende Avitam et avctam. (Oud en vermeerderd). Hooft, n°. 681.
Z. 15. (Kab. P. H. van Gelder).
1242. 1654-55 Z. j. \Tz.: Bb. regts gewend : Regina Christina. Kz. :
Een groote zon bestralende een wimpel waarop: Non fit tarnen inde
minor (Daardoor wordt zij echter niet kleiner). Brons (als boven).
1243. 1655. V. L. II. 394 (2) 3. Ontzet van Arras 24 Aug. 1654.
Zie L. Deschamps de Pas, Revue 1863. Jetons de Louis X IV avec
le titre de Comte d'Artois p. 33—37, n°. 42 52, op pl. VII, n». 42
= v. L. II, 394(2), n°. 44 = v. L. II. 394(3) enz. Bij v. L. II,
404 (1656) komen wij hierop terug.
Romeinsche namen. Eenige jaien geleden zeide ik in den Navor-
scher, dat ieder Romeinsch burger drie namen had, een voornaam,
familienaam en geslachtsnaam. Dit werd toen door een der medewerkers
van dit tijdschrift betwijfeld of tegengesproken. Ik wist
mij toen niet meer te herinneren waar ik ’t bewijs kon vinden
voor mijne bewering. Toevallig viel mij echter dezer dagen in
handen Haacke, Schets- der Grieksche en Romeinsche Oudheden,
vertaald door Dr. J. M. van Gent, uitgegeven te Leiden bij P.
H. van den Heuvel in 1843.
Men vindt de mogelijk nog verlangde inlichting op. laud.,
bl. 165, onderaan. c - kremer.
[De onderscheiding van pronomina, cognomina en agnomina bij
de Latijnen is bekend. Ze berust op hunne indeeling in gentes
en familiae.]
Het Turksche huis bij Neede (XXIII, 61). Tenzij het een onderleen
was, zal (jlit huis als voormalige bezitting der familie Torck
of Turók, wel;vermeld staan in de Geldersche leenregisters. Aan