1°. Aug. 1613 plaats gehad. Yan Orden zegt, dat men de afbeelding
van de Beurs op den penning nogtans plaatste, om de bijna
gelijktijdige voltooiing van dat gebouw en het uitvaardigen der
ordonnantie van het Makelaarsgild van 27 Januari 1612. »Het is
een begrafenispenning”, zoo vervolgt hij, »waarvan het laatste
reglement voor het gild van 1797 zegt, art. 16, aan het slot:
»zullende de gildeknecht aan de comparanten twee penningen ter
hand stellen, waarvan de eene hun op de begraafplaats zal afgevraagd
worden, en de tweede bij de terugkomst, ten einde de
begravinge in orde geschiede.” Gearresteerd den 24 Mei en gepubliceerd
den 28 Junij 1797, het derde der Bataafsche Vrijheid.
(get.) W. van Barneveld Vt., ter ordonnantie van den Raad der
Gemeente (get.) G. Brender a Brandis. Deze penning van 1612 is
bij mij in zilver, terwijl op een zelfde koperen exemplaar in de
afsnede der voorzijde onder het wapen van Amsterdam het nummer
191 is ingesneden. De Heer Stuart vermeldt ook nog een
anderen penning dan dien van 1612, bevattende aan de eene zijde
een klein stadswapen, aan de andere zijde een monogram uit de
letters MaKeLaaRS, met het nommer, waaronder de makelaar in
het register werd ingeschreven. »Deze laatste penning”, zegt hij,
»is ongetwijfeld veel ouder, en ofschoon deze niet bij van Loon
voorkomt, mijns inziens, van 1578, den datum der oprichting van
het makelaarsgild, afkomstig.” »Eigenaardig is het,” volgens den
Heer Stuart, »hoe de oudere penning — zonder jaartal — een
monogram bevat, dat de latere penning mist, terwijl deze daarentegen
het jaartal 1612 vermeldt, zonder de gebruikelijke letters.
Yan beide penningen, evenals van het makelaarsstokje, bevindt
zich, volgens den Heer Stuart, een exemplaar op het Amsterdamsch
archief.
Amsterdam. J°. d e v r ie s jz n .
IV.
Penningkundig Repertorium. Mededeelingen door Mr. J. Dirks.
135. 1538. V. Mieris III, blz. 3. Aldaar zijn twee »penningen”,
zoo als hij die stukken noemt, geslagen door Cornelis van Bergen,
Bisschop van Luik (1538—1544) afgebeeld. V. Orden, (v. d, Chijs,
Tijdschrift I, bl. 485) duidt n°. 1 bij van Mieris teregt aan als de
dubbelen schelling maar zegt van n°. 2 »Dit is de schelling". Renesse
beschouwt dit een legpenning te zijn. Als zoodanig komt het stuk
ook voor bij J. Petit de Rosen in zijn Catalogue des Médailles et
des jetons Jiistoriques de Tanden Pays de Liége. (Revue 1851, p. 227,
n°. 5 en bij JDugniolle n°. 1366, die onder 1367 en 1368 nog twee
varianten daarvan mededeelt. De penning is dan ook als van brons
of koper bij v. Mieris, Petit de Rosen enz. aangegeven.
136. 1539. V. Mieris III, blz. 9(1—2). De op deze legpenningen
voorkomende gekroonde dubbele arend en haan, benevens de kleine
vogeltjes komen in December 1538 ook voor in het »Bonck van
den Behoeften ende neee'ssiteyten j van den Rekencamer in den
Hage, (1516—1551) in deze post: Betaelt Cornelis Cornelisz., schilder,
twee phs guldens daeraff mit hem ouercómen is dat hy vuyt
beuel van de camer gemaect heeft ende op franchyn geschildert,
zeven carten mitten gecroonden arent ende den haen mit meer
eleyne vogelkens ende den deuise Gallus amicus aquile canit, (op de
penningen staat cavete) vobis volucres, verclarende den paps tusschen
den k. mat. en coninck van Vranekryck... (Navèrscher XX, blz. 91).
Cornelis Cornelisz. was dus de ontwerper van deze penningen,
of althans de teekenaar er van.
137, 139. 1539. Drie penningen van Middel Mercator vanVenlo
en van zijné vrouw Elisabeth Mercator, ' opgekelderd en afgebeeld
door C. P. Serrure in de Revue 1850, T. V, p. 113—121, pl. IV,
n°. I—II—III.
140. 1539. Gedenkpenning op de inhuldiging tot landsheer van Willem
(hertog vanGulik, Kleef) als hertog van Gelderland(1538—1543).
Vz. als gedenkplaat bij van Mieris III, blz. 14(1), maar in het kon.
kab. te ’s Gravenhage als penning met deze woorden op de kz.:
Spartam, nactvs.
Hanc. adorna.
M,D.
XXXIX.
Zie de Jonge, Notice p. 60.
141. Een legpenning van denzelfden vorst met hetzelfde opschrift,
maar met het jaartal 1551, is beschreven door van Orden n°. 499
en Graaf Nahuys, Revue 1872, p. 356 (lees aldaar (1) p. 60 in
plaats van p. 50). Afgeb. ald. pl. d (19).