dans les archives de cette ville in de Revue 1862, p. 470—479, van
W' J ' de Voo9l en de aldaar pl. XVIII afgebeelde 4 stuks, zijnde
1- z. j., een Rozenobel. 2. Een munt met het jaartal 1579 en evenwel
toch met dit omschrift : Dvrae necessitatis opvs. Deze hoogst
zeldzame dubbele stuiver (de Roye blz. 12, n°. 352, W. 2, 3
f 10.) bewijst volgens de Voogt dat de proefslag bij van Loon
I, 529 (2) geene betrekking op de belegering van Bommel heeft ').
3. Een piedfort van den daalder, waarop is gegraveerd:
B(en) 1 IANEWARI 1572 (Vgl. de Roye, nV 351. Daalder
f 15.25). 4. 1589. Rijksdaalder van den Friesehen klapmutstype,
(zie ook Verkade, pl. 36—37 : pl. 36 (2) schijnt onnaauwkeurig te
zijn volgens de Voogt, p. 477.
750. (1599) v. L. I, 536. Jvstvs Lipsivs op 1599, moet zijn
1601, onder het armstuk steeds voorkomende. In 1854 door Pin-
chart (Revue p. 237, n°. XIV) aan Jonghelinck maar in de Hist.
p. 37 (3) aan N. N. toegekend.
751. 1599. v. L. 1, 537. Andréas van Goorle door Hendrik de
Keyser. Zie over dezen Revue 1857, p. 420.
752. 1599. Strooipenning te Mechelen, bij de intrede van Al-
bertus en Isabella als heeren daarvan. Vz. als v. L. I, 535 (2) Kz.
Duces Bvrg. et Dom. Machl. Z. Cat. v. Orden. n°. 1130. ƒ 4.30.
Overigens als 535 (2).
753. 1600. v. L. I, 543 (1—3). Zeldz. strooip. te Arras, 15
Febr. 1600. Ook afgeb. n°. 1 in de Revue 1863,-pi. VI (36) p. 29. en
n°. 3 Cat. Deswismes, Revue 1868, pl. XIII (6) p. 307. Cabinet Serrure.
7o4. 1600. Als boven van Henegouwen. Cat. van Hoogstraten,
f 1.50. (Grootte n°. 3.) Cat. du General T. Anvers 1854, n°. 504,
met Co(mes) hanoniae. z. Als bij Salm n°. 700. Z. 2.
® Revue 1866, p. 398 (1) vraagt : »Les monnaies de Bommel sontelles
de nécessité ou obsidionales ? l’ Histoire nous F apprendra peut être
un jour!” Of het archief van Zalt-Bommel, welligt nu (1880) geordend. Over
de wanorde in 1862 klaagt de Voogt 1.1., p. 470 in 1868. Dit is te meer
noodig, omdat Malliet op pl. XV, y>zes munten van Bommel z. j. alle met het
trouwens dubbelzinnige omschrift Dvrae necessitatis opvs. (Het werk van '
drukkenden nood) als belegeringsmunten van 1598 afbeeldde. en tien derge-
lijke in de Revue 1866, p. 398—401 beschreef »malgré Farticle de M. de Voogt
»qui tendrait à prouver le contraire,” « r Vrage : wat levert Bommels ar-
çhief daaromtrent op ?
755. 1600 Wie keut dier. van Douai, vermeld door van Loon
I, blz. 543, kol. 1?
756. 1599. Q zilveren penningje. Vz. Een genius met kruis en
rijksappel, eene slang vertredende, omschrift: S M. N IT -V E RG
S(ijnen) m(aker) niet vergeet. (Vergeet uwen schepper niet) Kz. Onder
een rijksappel: en boven eene R, de keizerlijke kroon, kruiselings,
daaronder zwaard en scepter; tér zijde het jaartal en beneden de
keten van het guldenvlies. Z. (Cat. Luzac c. s. 1873, blz. 16
n°* 379.)
757. 1599. Wijnp. van Utrecht, v. Orden pl. VII (6) blz. 46—47.
Dirks Essai, n°. 137.
758. 1599. Renesse n°. 28777. Bb. Charles duc de Croy darschot etc
et meguen. Kz. Phenix, drie schilden, 1599. Ambassadeur et ostage
de la paix entre les deux roy. (Tin).
759. 1600. Vergelijk (1599) v. L. I, 531. Ovale góuden penning,
hangende aan drie gouden ketens, geencadreerd In rand en drie
medaillons. Vz. Regts gewend bb. van den kardinaal Andreas van
Oostenrijk, gedekt met den kardinaalsmuts. Andreas S. R. E.
Diac. Card. ab Avstria 1600. Kz. Het fort St. Andries. Daarboven:
DFM, volgens graaf Nahuys. (Revue 1876, p. 32) de verkorting
van Dei Fav. Mund. Wij zouden invullen: Deus faveat
Mvnimentvm. Zie verder pl. VII, (19) 1.1. p. 32 —36 in Revue
1873, p. 487, ontleend aan het Heraldisch-genealogisches Zeitschrift.
Vien. 1873 n°. 3.
760. v. L. I, blz. 553—554 ontbreken. De tekst springt in eens
over van blz. 552 op blz. 555.
761. 1600. H. Vroom, zeeschilder, door Simon.
762. 1600. Ter eere van Margareta Bogaerts bij de Vries c. s.,
pl. V, 2 Dl. I. blz. 58. Kz. als v. L. I, 472. Kz. van den penning
van Prins Philips Willem. De Smeth, n°. 985, f 5.50. Renesse,
n°. 28652. Volgens D. W. Z. zoude zij de vrouw zijn van Jan
van Drenckwaert, Ridder, Burggraaf van Dormael, Tresorier generaal
van ’s koniugs domeinen in de Nederlanden, eertijds Schout
van Dordrecht, gestorven te Brussel in 1600, terwijl zij, gestorven
in 1615, naast haren man in de St. Gudule kerk begraven
werd. Navorscher Vil, blz, 228—229 naar aanleiding van VII,
bb. 119—120,