doch (volgens een zeer scherp, bijzonder zwaar zilv. exemplaar in
mijne verz. dat er fonkelnieuw uitziet en ite heeft) wordt het
roosje boven aan op de vz. door een takje voorafgegaan; er zijn
ook zes en geen zeven roeiers en ook staat er niet conjvnntis maar
conjunctis, en viribvs (bij mij viribus) is van ito (bij mij ite) door een
roosje gescheiden. Ygl. van Cleeff no. 881. Z. f 1—50 no. 880 iets
grooter dan v. L. I, 418, 1 en met de wolk Z. f 3—. v. Orden
Mo. 9(30 z. 18'/j fraai f 9 - 50. Vgl v. Orden Naaml. II, blz. 83.
<De u voor v doet een naslag vermoeden in Duitschland.)
680. 1591. v. L. I, 419. Zoogenaamde Noodmunt van Groningen
Zie boven no. 122 op 1535.
681. 1591. v. L. I, 424. (1 —2) Deze twee zeldzame legpenningen
ter eere van Marcus van Reye, landvoogd van Artois, zijn ook
afgebeeld in de Revue 1863, no. 52—53. (Aldaar p. 39 regel 11
v. o. te lezen 53 in plaats van 52 en regel 7 v. o. te lezen 52
in plaats van 53.)
682. 1591. Zilveren gedenkp. door de Gedep. Staten van Friesland
vereerd aan Middel Högelcko beschreven en toegelicht door
W. Eekhoff in den Vrijen Fries I, blz. 321—341 en door ons
aldaar VIII, blz. 139—146. (Verz. van den heer fl. Kuipers te
Leeuwarden.
683. Z. j. v. L. I, 434. Bb. van koning Philips en van Alexander
Farnese, zouden door J. P. Poggini gesneden zijn volgens Pinchart
Hist. p. 31. Komt bij P. Smidt van Gelder voor op 1587 no. 298
(zie boven) n°. 653* met veranderingen in omschriften en het
jaartal 1587.
■— 684. 1592. Zeer fraaie geciseleerde gedenkp. met bb. ter eere
van Alex. Farnese. Op de kz in de afsnede 1592. Overigens geheel
als v. L. I, 370 (1586) z. j Z. 41. Cat. Bom-Luzac 1873.
Junij no. 354. v. Orden II, blz. 178. Ook met 1594.
685. 1592. Silveren cop en beker den advocaat van Holland
Barnefelt en aan Mylandt den secretaris der Staten Generaal eenen
fraaijen gulden penning van omstreeks f 30 vereerd. De Voogt
Aant. blz. 13 en idem van f 40 blz. 14.
686. 1592. De Busbec de Oomines (door Simon) Cat. Jonnaert, n°. 27.
687. 1592. Gedenkp. ten betooge van het nut en de noodzakelijkheid
eener goede verstandhouding tusschen Zwolle, Deventer
en Kampen, hangende de verschillen tusschen Overijssel en Friesland
over het bezetten der steden Koevorden en Hasselt, zie de
Jonge en de Vries I, blz. 85—88, pl. VI 6. Vroeger bij Sdioemaker
1720, Cat. blz. 38, volgens v. Orden II, blz. 202; bij Madai
no. 5925; bij P. Smidt van Gelder no. 1283, 41 w.
De Jonge c. s. helderden in 1829 dezen penning op; desniettemin
bragt J. M. van R(hijn) dezen geheel de 16de eeuw door
de gravure aanwijzende penning in den Overijss. Alm. 1843, blz.
93—99 tot 1654—1656. Een gouden afslag f 150 zag Cuper in
1699, zie Overijss. Alm. 1843, blz. 287—288.
688. 1593. Ter eere der waakzaamheid van Aartshertog Matthias.
De Jonge c. s. 1, blz. 1 1—14, pl. VII, no. 3. Is van Conrad Bloc
en van 1593, zie Revue 1878 p. 80.
-^689. 1593. v. L. 1. 437 (1). Herwinnen van Geertruidenberg. Penning
om te dienen tot geschenken aan het Deensche hof. Ook aan
anderen: want den 9 Nov. 1594 gelastten Burgemeesteren van Leiden
hunnen thresorier om aan Jacob Jansz. muntmeester te Dordrecht
f 47.10 st. te betalen voor zulk eenen gouden penning daermede
de Hoochgeleerde Heer D. Dierendag Bastingius, Doctor der Theology
en regent van 't nieuw collegie (Staten collegie) is vereert enz.
Zie de mededeeling van Jhr. Rammelman Elsevier in den Navor-
scher XIII, blz. 227.
690. 1593. Presentiep. van Groningen. Hooft v. Iddekinge t. a. p.
n°. 11.
691. 1594. Als boven n°. 12. a. b. c. (drie varianten).
692. v. L. I, 443 (1 ) z. j. Gedenkp. ter eere van Ernestus, Aartshertog
van Oostenrijk, Landvoogd der Nederlanden. Vgl. v. Orden,
II, blz. 206. Cat. 't Dooft, n°. 379. Vz. zijn geharnast b.b. Ornschr.
Ernestvs Archidvx Avstrice dvx Bvr. Com. Tyr. Kz. Een kroon
waarboven Soli Beo Gloria in een krans (= v. L.) Mm. 28 Z. 6,
en n°. 380. Iets grooter Mm. 31, Z. 9. Bij Munnicks v. Cleeff 1861
n°. 924 bb. links. Daaronder AAR Zilver f 17.25 ter grootte van
een legpenning.
-693. Z. j. v, L. | j 443 (2). Medaillon, Revue 1851, p. 395 (2),
Conradt Blockh, das er Ir. Drl. (Aartsh. Ernest) cvntrefeit gemacht,
uund in goldt mit stain eingefasst hatt 79 f 12 S. (8 Aug. 1594)