397. v. L. I, blz. 56 (2), als de voorgaande, maar op de Kz. bet
gehelmde, gecombineerde wapen en geen jaartal *).
398. De bronzen penning van Simon met de om- en opschriften:
Viglins (Ajtta) Zuichemus. Natus in Barthusen (lees: Barrahuis) in
Frisia. An. MD 711 obiii. An. MDLXXVII.
399. Draagpenningje. Ovaal 21/16 Z. Vz.: Een vorst met opgeheven
zwaard en scepter. Op den achtergrond een gebouw, de
abdij te Gent, S. Bavo. Kz.: De moedermaagd. Z. 6 w. Westhoff,
n \ 334 (Dirks.)
Er blijft ten opzichte der Viglius-penningen nog de vraag ter
beantwoording over, op wiens kosten zij alle (ns. 384 tot en met
397) geslagen zijn. Joachim Oudaan Franss, in zijn Noodwendig
Voorbericht voor Bizot, zegt bl. 20—21. »Deze penningen zijn
(gedag)tekent van den Jaare 1561 en 1571. En dat ze bij hem
zelf zijn gedaan maken, word ik vroed uyt zekere zijpe Codicillare
Dispositie van dato 14 Maart 1577 (ende zulks geen twee maanden
vóór zijn dood, 9 Mei 157t) gesteld.” In dien Codicillus 2)
(Hoynck v. P. I, blz. 227—232) is herhaaldelijk sprake van gouden
(11) en zilveren (18) penningen (waarop het portret van Vig-
lius »Effigies mea ) als gedachtenis gelegateerd. Zijn geheel penningkabinet
werd aan zijne broeders gemaakt, maar er waren ook
nog meer exemplaren van penningen met Viglius beeldtenis.3)
Alhoewel dus uit het Codicil niet stellig blijkt wat Oudaan verzekert,
zoo leidt het aanwezig zijn van zoo vele exemplaren wel
tot het vermoeden dat de rijke Viglius het vervaardigen er van
zal ondersteund hebben.
400. 1561. Noel Carpentier. In den Cat. Hooft n°. 236 (Nederlander?)
Vz. 11b. en profil. Omschrift! Noel Carpentier Anno Aetat.
XXI. Kz. Een vuurtoren en eenige schepen op den achtergrond,
>) Pinchart, R i s t , p. 23 (1, 2), p. 24 (9, 10) houdt de Vigliuspenningen
bij v. L . I, blz. 44 (Ed. fr., p. 43) en blz. 56 (Ed. fr., p. 54) voor het werk
van Jongliëlinck.
!) Toen »in Originali” bij Oudaan berustende.
3) Alia vero, quae penes me reperiuntur tam effigiei meae quam dliorum do
ac lego, etc. p. 229—230.
omschr. Lucerna pedibus meis verbum tuum. (Uw woord is een
licht voor mijn voeten). 1561. Mm. 67. Vg. Koper f 3 0 .-
401. 1561. Thomas Terlaen 1561. Dezen naam en dit jaartal leest
men op eene zeer groote penningplaat van Ste(phanus) H{ollandiae),
voorstellende, zoo als de heer Th. M. Roest in de Revue 1870,
p. 515 (zie aldaar pl. XIII) schrijft: un buste à trois quarts et à
mi-corps d'un jeune homme aux cheveux crépus, vêtu d’un pourpomt
aux revers brodés. Waar schuilt de keerzijde? Huwelijkspenning?
402. 1561. Charles Cockiel. In de Revue 1857 p. 117—119, pl.
I. (6) deelde de heer Ch. Rahlenbeck den volgenden penning, toen
nog in het bezit van de familie Cockiel, mede: Vz. Regtsgewend
borstb. met muts en opperkleed. Omschrift : Carie Cockiel ae. 53.
Gemerkt Ste. h. (als no. 401, 403-.408). Kz. Wapenschild. Omschrift :
Bas à pas passons.
In deze lijfspreuk of dit devies ') van Charles Coquiel, lid
van het consistorie der Lutheranen te Antwerpen in 1566 en
vroeger, vindt de heer Rahlenbeck een reden om dezen penning
onder de méreaux des églises sous la croix te plaatsen. Deze penning
bad echter veel te veel werk gekost om eenvoudig als een herken-
ningsteeken, gelijk R, wil, te dienen, uitgegeven door den ouderling2)
Charles Cockiel, zoodat het Pos à pas passons zoude betee-
kenen. Présentez-vous h l'assemblée de nos frères, seul et discrètement.
De heer Rahlenbeck deelt nog het volgende mede: p. 119. »On
possède un jeton de la même famille qui a été recueilli par Van
Loon. Il a été frappé à l’occasion de l’anoblissement des frères
Michel et Nicolas Cocquiel par Charles Quint en 1539.” Wij hebben
dezen penning nergens kunnen vinden. Wie kan dien mededeelen ?
Noo- zes penningen van tzteven van Holland (loo2 lo6^).
403. 1552. Richard Martin.
404. 1561. Thomas de Montrichier.
11561. Be markies van Northampton.
■ K \ 1562. De markiezin van Northampton.
1) Pinchart p. 11, verwijst nog naar J. C. Scbultz Jacobi, Oud en nieuw
uit de geschiedenis der Ned. Luth. Kerk. Rott. 1863, blz 42.
2) Jan Taffin bad tot lijfspreuk: A Dieu ta vie, d Dieu ta ftn. Zie over
dezen Calvinist, leeraar. C. Sepp, Drie' Evangelisten, uit den tijd der Hervorming,
Leiden 1879.