ook sprake in 1579 van »des plaete d'argent, Valant un daelder des
Etats, of 36 sous, bij Malliet pl. XX (2) (3). Dat van 18 stuivers
van 1579 komt daarin niet voor. Zie v. Loon II 279 (2). Malliet
XX (4) en Suppl, pl. 22 (1).
N°. VI van 1580 ƒ 3 is afgebeeld bij de Roye onder n°. 9 blz. 24
—26 Cat. de Roye 1863 blz. 84 n°. 2389 ƒ 6.50, Malliet pl. XX (5).
Dat van 36 st. bij v. L. I. 278 (3) Malliet pl. XX (6) en Suppl.
pl. 22 (2). Dat van 18 st. bij v. L. I. 278 (4) en Malliet pl. XX (7).
576. v. L. I. 354. 1584. Vier stuks van ƒ 4 , ƒ 2 in goud en
ƒ 2 en ƒ 1 in zilver, drie met confirmata en één met confirmât.
Een variant met confirma van ƒ 2 was bij P. Srnidt van Gelder
n°. 1170, afgebeeld bij Malliet Suppl, pl. 22 (3). D. Groebe in zijne
Prijsverhandeling Over de munten sedert 1500—1621 (Brussel 1835),
vermeldt (blz. 23) eene ordonnantie van den magistraat van Brussel van
15 Maart 1585, waarbij in overeenstemming met twee commissarissen
van den hertog van Parma, de vierkante gouden stukken van Brussel
op fl. 10 gezet werden. C. P. Serrure (Revue 1847 p. 97) merkt
evenwel op, dat niet alleen de noodmunten van Brussel van 1584,
maar ook die van 1579 en 1580 hiermede bedoeld kunnen zijn.
577. (1579) Presentiepenning van de Groninger Ommelanden.
Vz. : »Een staande leeuw, in den regterklauw een ontbloot zwaard
»boven zich houdende, en in den linker een schild met het Omme-
»lander wapen. Omschrift: Pro libertate patrice (voor de vrijheid
»des Vaderlands). Kz. : Eene rechterhand, die, een dolk omvat
»houdende, gestoken is in de vlammen, welke uit een met vo^el-
»beelden versierd vuurbekken oprijzen. Onder het bekken als
»monogram H. V. S. (Hendrik van Velthuijsen, burger van Deventer,
»den 3 Junij 1579 te Appingedam als muntmeester der Omine-
»lauden aangesteld).” Randschrift : Ag ere autpati fortiora (.zwaardera
zaken uitvoeren of lijden. Vergelijk v. Loon I, blz. 74 en 79).
Middellijn 38 millim., (Kon. Kabinet, in gond 21 w., in zilver
6.5 w. in de verzameling van Jhr. J. E. Hooft van Iddekinge. Zie
diens Groninger en Ommelander Praesentiepenningen. Gron. 1870,
bl. 12-14. Cat. Roos. 12 Aug. 1857 n°. 2 2 . Goud. Stricker, I.
1859 n°. 3114. Goud ƒ 50. Opgehonden. Zie Stricker II. 1861,
n°. 186. Aanw. Kon. Pen. Kab. 1861 blz. 26). Roos verwijst reeds
naar v. Orden Tijdschrift II. blz. 114, en deze naar Wichers Trac-
taet van Reductie. Gron. 1794. I, blz. 240 (6) alwaar, uit Rengers
Chron. bl. 108 v°, op het jaartal 1577, deze zeldzame en merkwaardige
penning reeds beschreven is. Zie verder H. v. I. t. a. p.,
die zegt, dat het schijnt dat dit stuk in Nov. 1579 is geslagen.
Vergelijk n°. 553.
4$ 578. 1579. Ter eere van Jo. Stadius, een mathematicus, geb. te
Loènhut in Brabant, 1525; door Simon. Zie Jöcher.
579. 1579. Ter eere van Abraham Ortelius, met dit jaartal;
het b.b. iets kleiner dan op den penning tot zijn eer van 1598,
(v. Loon I. 514 , fijner behandeling en het omschrift eenigzins
anders verdeeld, enz. Van Orden, Tijdschr. II, blz. 233.
580. 1579. Vz.: Willem de zwijger, regts gewend. Omschrift:
Gvliel. d. g. pr. avraicce. co. nassav, 1579. Daaronder: Corn. Blocp
(in plaats van Cgn(rad) Bloc f(ecit). Kz.: Regtsgewend b.b. van
Philips Willem, graaf van Buren. »Omschrift: Philip. Gvilel. d. g.
pr. avraicce. co. nassav (Leidsch PenniDgk.) uitg. door Pinchart in
de Revue 1871, pl. IV, (1) p. 74—75. Vgl. Cat. Hoek te Leiden
21 Nov. 1845 n°. 204. ƒ 10.25. Munnicks van Cleeff I. n°. 681 Z. f 6.50.
581. 1579. Cat. H. Brouwer 1859 n°. 38. Vgl. v. L. 1. 240 (5).
Vz. in de afsnede Conr. Bloc, f. Tegen het armstuk 46, Z. 21 w.
582. 1580. v. L. I. 279. Kz.: Rosis leonem loris mus liberat.
De muis verlost den leeuw van de doorknaagde banden. Dit zinnebeeld
(zie onze mededeeling in den Navorscher XX blz. 504) komt
ook als titelplaat voor van Copie van seker Refereyn bij de over-
lieerde Nederlantsche provintien aen Hollant geschreven, beroerende
den Vrede. Met oock der Hollanders antwoorde rijmswijse daerbij
ghevoecht. Amst. 1598. »’« Muis bijtende tanden den leeu los knagen,
Ben leeu los sijnde wil geen halsband dragen.'' Als Neurenberger
speelpenning z. j. afgebeeld bij J . de Fontenaij, Manuel de Vamateur
de Jetons. Paris, 1854 p. 154.
583. 1580. v. L. I. 281(2.) Fan Orden II, blz. 137 zegt: »In
het omschrift het wapenschildje van Holland" lees: Leeuwarden,
alwaar deze legpenning evenals de Leeuwarder Stuiver van 1580
( Verkade pl. 132(8)) enz. toen zijn geslagen.
583. 1579. v. L. I. 240 (2) 1577 maar met 1579 en
584. 1580. =r maar met 1580 bij Zeeuwsch Gen. n°. 187—188.
585. 1580. v. L. I. 284(2). Van Orden II blz. 139 zegt: »bij
den Prins geen jaartal, maar bij de Prinses 1580.’’ Het is juist