Wullen. Vz.: de moederliefde. In een bloemkrans, daarom been
het randschrift:
Opréchte Liefde Tusschen Man en Vrouw,
Duurt Eewiglijk wel Zalig Is de Trouw.
Kz. inscriptie (gegr.) in gedreven rand met engelen kopjes. Gat.
Arti 1880, n„. 1219, Jonkvr. B. van der Poll te Haarlem.
1370. 1661. Gouden bruiloft van M. R(uychavers) en A. v(an
Loon) volg. de Navorscher VI, 257 en VIII, 248 toen bij
N. Tetterode) te Amsterdam, doch wordt niet opgeteld onder de
acht gouden bruiloften in de familie van Loon door mr. Jer. de
Vries Jerz. in de Nav. XIX, 507—509 en 119—121 vermeld.
Er zouden dus negen zijn,
1371. 1661. 28 Maart. Groote geciseleerde p. op het overlijden
van Elbert Arisz. Snoek, gebooren A o, 1628 den laatsten Decem.,
gestorven den 18 Martij 1661, out zijnde 32 Jaare, 7 Maanden,
18 daagen. Inscriptie van een vaas, waarop een kind zit. Op het
voetstuk: Gedenckt te sterven. Vz.: Graftombe met liggend beeld.
Inscriptie: Saligh zijn de doode die in den Heere sterven van nu
aan. Ja segt de Geest, op dat sij rusten moghen van haren arbeyt,
Apoc. 14 C. Daarboven een hemellicht, de naam Jehovah en twee engeltjes
met een banderol waarop: Siet de Poot is een Inganck ten leven,
1372. 1661 — 1662. Drie gouden ketens door de Staten van
Holland aan den Admiraal Willem van der Laan geschonken.
Aan ieder dier ketens hangt een gouden penning, waarop aan
de Vz. het wapen van Holland, aan de andere zijde het wapen
der A(dmiraliteit) A(msterdam) is gegraveerd. Op een der penningen
staat het jaartal 1661. Op een andere 1662. Bij de Kweekschool
voor Zeevaart te Amst. Cat Arti Amst. 1880, n°. 870.
1373. 1661—1666. Medaillon ter eere van Adriaan Waterloos.
Bb. regtsgewend. Omschrift: Adrianvs. Waterloos. Consil. et. mag.
general. monetae Philip 1111 hisp. reg. Afgebeeld in de Revue 1850, pl.
XI (3): zie ald. p. 437, en 1865 p. 272. XXXIX, Pinchart, Hist. p.
46, n 28. Vermits volgens dezen (p. 42) de graveur A. Waterloos
de op den penning opgesomde betrekkingen in 1661 verkreeg en
Philips IV in 1666 stierf, zoo moet deze penning door A. W.
zelven gegraveerd, blijkens zijn merk AW, tusschen 1661—1666
zijn geslagen.
^ 1374. 1662. 4 Sept. | L. II, 497 (1). Op het verbond van
vriendschap tusschen Nederland en Groot-Brittannië. Zie de aant.
van Orden II, 739 op dezen penning. Bij den heer P. H. van
Gelder, dan ook gegoten en de Vz. met ingesneden^ letters, maar
ook een zilveren exemplaar, gemerkt G. Pool (Arti. 1880, n . )
waarop de figuren juist anders om staan, een prachtig geslagen
penning, keurig bewerkt met opstaande letters, uiterst zeldzaam.
Een tweede exempl. zou in Teylers verzameling zijn. Bij wm am
n°. 1898, aldaar het omschrift ook met kleinere letters, Z. ƒ 2 7 - :
M L. II, 499 (2). )
1375. Vrijloodje voor de Nederduitsche Academie. Zie age
naar, Amst., VIII, 742. Esdré n°. 41, ƒ 10-50, Salm, n<>. 1196.
Ovaal. Op de Kz. gegraveerd Cornelis Jacobsen Weger.
1376 v L. II, 500. Toegangsteeken voor de Stadsschouwburg
te Amsterdam.’ Vgl. n°. 1184 op 1651 en beneden Naschrift 1?B9* T o
op 1645. Bij Voute n°. 1230 ƒ 12.50 en Salm n°. 1797 beide met j
Arnout de Raet.
1377. 1662. v. L. II, 505. Ter eere van Maarten Prats, bisschop
^ a n Yperen. Ook bij den heer Alpli. Peereboom Nnmismatique
Yproise, pl. S n®. 3. p. 150. Volgens dezen en Pinchart, Revue
1855, p. 271, XXXVII, Hist. p. 52 (1) van Adriaan Waterloos.
1378. (1662). n. L. II, 506 (1) P.pl. als boven bij A. Peereboom,
pl. S. (1) p. 150. Pinchart, Revue 1855, p. 272, XXXVIII,
Hist. p. 52 (2) van A, Waterloos. Deze heeft den parelrand.
1379. 1662. v. L. II, 507. Hulploodje, v. Orden II, blz. 507,
zecrt »binnen een bladeren-bkkA” lees: een pW-cirkel.
gjg °1380. (1662). Z. j . ' % L. II, 508. Ter eere van A. A. van
Malen, Raadsheer. Volg. Pinchart, Hist. p. 50 (8) door D. Waterloos.
Hij zegt: »Sur le terrain se voit un Y dont je n’ai pas
réussi a trouver 1’explication! Hij plaatst dien op 1661.
^__ 13 8 1 . (1662). ü. L. II, 509 (1). Ter eere van Phil. van Malen.
Als boven, Revue, 1855, p.,273 (XLII) en Hist. p. 52 (3) op 1664.
1382. Z. j. (1662). u. L. II, 509 (2) = = Revue 1855, p. 273.
(XLII) en Hist. p. 52 (4) aan een der Waterloos' toegekend:
»mais je n’ai pu faire la part de chacuu d’eux”, zegt de heer
PiïlcllCLTt •
^ 1383. 1662. 27 October. t>. L. II, 510 (1), Op het aankoopen