évequeè des innocensj des fous et de quelques autres associations sin-
gulieres du même tempsr recueillies et décrites par M. M. J. R(igollot)
d Amiens, avec des notes et une introduction sur les especes deplomb,
le personnage de fou et les rebus dans le Moy&n Age, par M. C. L(eóer).
Paris 1837 8°. met 47 platen, p. XCI—XCII. »De trotsche Perdi-
nand Alvares van Toledo vindt men meer dan eenmaal afgebeeld
als onderstuk (soucaupe) onder de zinnebeelden der dwaasheid
te midden van koddige figuren en als voorstander van die buiten-
sporigheden. In het midden van eene dezer satyrieke zamenstel-
lingen, gegraveerd door Theodorus van Brie, herkent men het
afbeeldsel van den hertog, tot harnas een gekskap hebbende met
het bijschrift: Le capitaine des folies. Het medaillon van een
andere soucoupe van denzelfden oorsprong is uit. een dubbel
hoofd gevormd, waarvan het bovenste gedeelte gedekt, is door
eene soort van pot, een gekskap voorzien van bellen yertoo-
nende. Het onderste gedeelte bestaat uit een gechargeerd Uilen-
spiegel-gelaat met ezelsooren; het bijschrift: Orgueil et folie vol-
tooitdeze koppen.”
461. Duitsche gegraveerde zilveren spotpenning op den Paus en
den hertog van Alva (Verz. van mr. K. J. P. C. Kneppelhout van
Sterkenburg).
462. z. j. Geldersehe PronMaalder, soms als penning vermeld.
v. d. Chijs, Gelderland, pl. XXIV (6),-blz. 198.
463. 1567. Als boven, anders = pL XXIV (7), blz. 198—199.
Als Gedenkp. (volgens Cat. v. Orden, n°. 484) bij Schoemaker,
blz. 9, n°. 19, Sijpestein, n°. 317, de Smeth, n°. 341, Munt? Neen.
Aid. in G. K. zonder waarde.
464. 156 7. Nic. vander Burcht of de Castro. Regts gewend b.b.,
gedekt met den doctoralen hoed. R(everendissimvs) JD(ominvs) Ni-
colavs de Castro, ep(iscopvs) et prel{atvs) Middelb(vrgensis)., In het
veld 1567. Kz.: zijn wapen, (1 en 4) drie palen, (2 en 3) keper
beladen met drie ruiten, gedekt met een hoed met zestien jkwasten
en begeleid door de letters N(icol<ms) C(astri). Onder het wapen
des bisschops zinspreuk: Protegente Deo (God beschermende). Reme
1851, p. 271, pl. XV (1). Cat. de Jonghe 186Ö’/ n#. 2703, die Heeft
»chapeau de Cardinal” (Lood). De heer R. Chalon, dezen hoogst
zeldzamen of welligt eenigen penning in de Revue-].], ipededeelende,
vermeldt p. 273 een negental werken, waaruit hij het volgende
over dien bisschop van Middelburg putte.
Nicolaus de Castro of a Castro, wiens oorspronkelijke naam Van
der Burcht, volgens anderen Verburgh, Verborgh, en in het fransch
volgens Père Riehard (Dictionnaire des Sciences ecclésiastiques, in fol.
T. III, p. 977) DuchatéL was, werd te Leuven in 1503 geboren.
Zijn vader was deurwaarder of pedel der Universiteit. Hij trad
den geestelijken stand, den eenigen die destijds den plebejer tot
fortuin en magt leidde, binnen, wierd licentiaat in de godgeleerdheid
en voorzitter van het eollegie der drie talen te Leuven (in
1517 gesticht door Hieronymus van Busleider, geestelijk raadsheer
in den grooten raad van Mechelen en proost van Aire in Artois)
van 1538—1544, volgens Val. Andreae Fasti academici Lovanienses,
p. 278.
De naamsvertaling, zegt de heer Chalon, rust zeer noodlottig op
de berigten over dezen persoon. Zoo zeggen sommigen dat hij
kannunik van de kerk van St. Jan te Utrecht(?), anderen dat hij
het van de collegiale kerk van O. L. V., pas als suffragante van
de metropolis Utrecht opgerigt, wierd. Den 18 December 1556
benoemde de koning hem tot geloofsonderzoeker in Holland,
Utrecht en Overijssel. Als bisschop voor Middelburg werd hij in
1559 bestemd, gewijd te Mechelen door den kardinaal Granveile
(26 Decb. 1561 of 1562), maar eerst den 4 Jan. 1573 nam hij
bezit van den bisschoppelijken stoel. Volgens Rosweidius stierf
hij den 15 Junij 1574, volgens Suffridus Petri den 15 Mei 1573. Hij
werd in het koor van de abtdijkerk van O L. V. te Middelburg
vóór het repositorium van het H. Sacrament begraven. Geen
monument vereeuwigde hem aldaar. De tijd was er niet geschikt
voor. Grammaije wijdde hem dit distichon:
A Castro ad Burgum properat, praesulque Zelandiae
Est: per terram aeque ac per mare Falco volat.
Het Falco volat zinspeelt op het eollegie van den Valk, waarin
de Castro had gestudeerd en hetwelk hij niet vergat, want in 1566
begiftigde hij het met een beurs voor de philosophie tèn gunste
van zijne bloedverwanten, bij gebreke daarvan van de koorkinderen
van St. Pieter te Leuven, en ook deze ontbrekende van
kinderen te Leuven geboren.