gedenkp. gegeven (z. j.) op 1515 geplaatst, komt ook voor met
borstbeeld regts, z, j. grootere letters en andere verkortingen in
bet omschrift der vz. (Cat. I Munnicks van Cleeff 1861, n°. 78.)
69. V. Mieris plaatst (II, blz. 37) op het jaar 1516 een penniug-
plaat ter eere van Jan Graaf van Egmont, oud 21 jaren, »schoon
4 jaren” (». Orden zegt in Tijdschrift, blz. 207, 3 jaren) »later gesneden.”
De hoogleeraar C. T. Serrure kent dezen penning toe aan
den door hem te voorschijn gebragten Venlosehen stempelsnijder
Michiel Mercator vóór zijn vertrek naar Engeland gemaakt. Revue
de la Num. Beige (1849 en niet, zoo als op den titel van Tomé . V
staat, 1850, dit is Tomé YI) p. 120.
70. 1516. De prachtige penning ter eere van keizer Maximiliaan,
door v. Mieris, II, blz. 75 op hei jaar 1518 geplaatst, kwam voor
bij de Roije (186rf Cat. n°. 62) met Imperator (voluit) op de vz.
en met beter gevormd beeld en 1516 op de kz. (= Cat. van Duren
1865 n°. 77.
71. 1517. Gedp. v.z, Borstbeeld: Leo X Pont Max. k.z. Paus
Leo X liet door de monnik Teksel de aflaat brieven vercoopen waar
teegens sig Luiherus opposeerde. MDXVII (gegoten fraai K. later
als 1517 gesneden) (Cat. Bom, 26 Maart 1860 n°. 24.)
72. 1518. De eerste en de zeldzaamste gedenkpenning van de
Fuggers of Fokkers in 1594 te Antwerpen, zie van Loon I, blz. 443,
v.z. Een borstbeeld van de linkerzijde in profil, bedekt met eene
muts en met blooten hals. In den rand: Jac. Fugger Augusta Vin.
Anno 1518 — k.z. Neptunus en Mercurius. Boven deze, een engel
met twee kroonen; stralen en sterren schijnen uit den hemel, omschrift:
Adsit. Apollo. Zie {M.. van 1)oorninck) Gedenkp. en munten
uit de penningkas van een liefhebber der hedendaagsche penningkunde,
II, blz. 57—59 u°. XXI.
73. Van Mieris (II, blz. 66) deelt twee penningen van Paus Leo X
mede. Roscoe t. a. p. II, p. 263 (2) nog twee andere, a) (1513)
Ter gelegenheid der verheffing door Leo X van Jan MariaVarani
(13 April 1513) tot hertog van Camerino. Yz. wapen van Came-
rino. Kz. In een lauwerkrans: Leonis X cultui. b) Vol. III p. 1 met
Liberalitas pontificia,
74 Y. Mieris II, blz. 94. Penning met Erasmus, den Terminus
en Concedo nulli.
De hoogleeraar R. Fruin in zijne Erasmiana {Xylwff — Fruin,
Bijdragen. N. ft. X 1 bl. 100 (4)) zegt. » Uitgaande van de veronder-
»stelling dat Erasmus familienaam Rogiers zou geweest zijn, komt
»mr. J. B. Kan, (Rector Gym. Rotterd.) N. R. Cour. 1877/78 tot
»een gissing en vermoedt een zinspeling op dien naam in het
»zegel, waarvan Erasmus zich gewoon was te bedienen. Zooals be-
»kend is, gebruikte hij eenen antieken gesneden steen, waarop een
»Terminus en aan weerszijden van het beeldje de spreuk: Concedo
■»nulli. Waarom juist een Terminus? vraagt de heer Kan en hij
»antwoordt. Roger, Rudiger beteekent,” volgens Kilian: qui petit
»otium et quietem. Nu was niemand zeker zoo rustgraag als Ter-
»minus, die volgens de overlevering der oudheid niet van zijn plaats
»was te krijgen.” (Fruin t. a. p. zegt: »Die verklaring schijnt mij
»nog al gezocht. Het is naauwlijks te gelooven, dat Erasmus die
»nooit aan iemand van dien gewaanden familienaam sprak daarop
»echter heimelijk in zijn zegel gedoeld zou hebben. Maar buiten-
»dien, hij heeft zelf eene andere verklaring van zijn gekozen zinne-
»beeld gegeven. (Opera X, p. 1757), die allen twijfel wegneemt.
»Hij had den steen in 1509 onder meer andere ten geschenke ge-
»kregen van zijnen vorstelijken leerling Alexander, den zoon van
»Jacob IV van Schotland, en tot zijn zegel gekozen, omdat hij in
»Terminus een zinnebeeldige voorstelling van den dood erkende, het-
»geen hij door de spreuk van Concedo nulli Terminus, die hij er
»op graveren liet, te kennen gaf. MeD meene niet dat hij deze
»verklaring, door den nijd van zijne vijanden die het concedo nulli
»aan vermetelheid toeschreven, uitgelokt, verzonnen had om hun
»den mond te snoeren. In een brief aan zijn vriend Bilibaldus
»Pirckheimerus (het eerst door Scriverius, achter zijn uitgaaf van
»het Compendium Vitae van 1615 gedrukt) laat hij zich in den-
»zelfden geest er over uit. Dankzeggende voor een hem geschonken
»drinkschaal met den Terminus er op gegraveerd, zegt hij: Ter-
»minus insculptus admonebit me non procul abesse dietn supremum
»(p. 215).” De penning bij van Mieris t. a. p. afgebeeld is volgens
Pinchart (Revue 1851, p. 78—79 en Histoire p. 5—6 ') door Quin-
tyn Metsys gesneden.
*) Reeds in 1842 had C. P. Serrure zulks het eerst opgemerkt iu zijn stukje:
Over de Belgische Medalien Graveurs, bl. 3(1). (Te vinden in het Historisch Tijd