Orden zegt II, blz. 11 0, »meer waarschijnlijk toe tè schrijven aan
Viglius van Zwichem.” Neen: het omschrift wijst Èucho aan, Hét
is zijn devies. Zie onze Legpenningen van Bucho Ayiia van
Zwichem in de Vrije Pnes, IV, blz. 62—69. JBucho nam N Oct.
1577 bezit van zijne waardigheid als proost van Sfc. Bavo.
548, 1577. v. L, 1, 237. Noodmunten van Breda. Een gouden van
f 3 is afgebeeld bij de Roije van Wichen t. a. p. ijp. 6. blz. 23.
Zie ook P . Cuypers, Notice historique sur les monhaies obsidiöhales
frappées a Breda pendant le siege de 1577. Revue 1849, p. 328—379,
pl. V. (4).
548, 1577. v. L. I, blz. 240 (1—6). Zes penningen van Goènrad
Bloc. Zie over dezen c. s. Pinchart in de Revue 1857, p. 391—
398 en de aldaar p. 391 aangehaalde schrijvers. Hij wérkte van
1577—1599, doch er is niets zekers van hetn bekend (p. 392,)
hetzij Waar of wanneer hij geboren werd, leefde, werkte en stierf.
Wij vestigen op hem de aandacht dér Ng,vorschers.
549, 1577. v. L. I, blz. 240 (1).. De borstbeëldèn beide fegts
gekeerd (Zeeuwsch Genootschap n°. 186) G. K.
550, 1577. Vz. v. L., I, 240 (1). Kz. v. L., I, 240 (3) met
den ijsvogel.
551, 1577. Penning op Prins Willem I, aepatis) X L IV Coenr.
Bloc f (Tent. Utrecht 1857, blz. 46, n°. 6) Lood. Zal een der
penningen v. L., I, blz. 240 zijn = v». Gelder n°. 921, met Vz.
234 (1 ) en met Kz. Prins Willem van Oranje. Z. 29% W.
-— 552, 1577. 2 1 Septb. Verlossing van ’s Hertogenbosch, doormn
Loon, in Deel II, blz. 176 nog opgenomen (Kon. Kab.)
553, (1577) v. L. I, blz. 242. Tot lof van den Prins van Oranje.
v- Orden, II, blz. 114, zag Wel het granaatappeltje in den rand als
het merk van den muntgraveur, doch noch hij, nóch v. Loon
bemerkten de letters HVS op de kz. in het altaar te zien. Datzelfde
monogram komt voor op den zeldzamen preseutiepenüing
der Ommelanden in 1870 door Jhr. J. E. Hooft van IddéMnge beschreven
en afgebeeld in de Bijdragen tot de Geschiedenis én Oudheidkunde,
inzonderheid van de provincie Groningen, Deel Vil. (blz.
12 van den afdruk.) De schrijver ziet daarin het monogram van
Hendrick van Velthuysen, burger van Deventer, tè Appingedam
den 5 Junij 1579 als muntmeester der Ommelanden aangesteld.
Hij plaatst dfiarom dien penning op »na Junij 1579.” De pën-
hiHg vah v. Looh is Z. j. en heeft eVeh als de Omtnelanderpén-
ning de spreuken : Pro libertate patriae en agere aut pati fortiota.
654*, 1577. Vz. Hét fraaie borstbeeld van MdMmiliaaA Morillon
met het omschrift Maximilian Morillon praepösitüs Arien (sis) (Aire)
kz. : De ontmoeting van Jacob eh EsUu, met het bijschrift : Unum
'est heóessdrium. (Èene zaak is noodig) Gat. de Smeth n°. 545,
3 Lood. 4 Eng, /6-75.
555, (1577.) Pënningpl. met b.b. en omschrift, Anthonius Muys,
dnno svae aet. XXXXL. (Burgemeester van Schiedam,) Bij de
Jónge en de Vries, II, blz. 25—27, pl. VII, n°. 7.
556, 1577, Turfteeken van Nijmegen, toen die stad zich aan
de Spaansche zijde bevond tot 1592. Door de broederschap van
dé H. Geest uitgedeeld (Gat. van Orden, n°. 690 f 3—25). Opgevraagd
door wijlen W. J. de Toogt in dén Navorscher XII, blz.
114. (»In koper bestaan hiervan slechts 2 exemplaren.”) Achthoekig.
G. K.
J. B. Houwaert 1571—1578.
"" 557, 1578, v. L. 1, 245 (1) Ter eere van den dichter Jan
Baptist Houwaert mét Bruxellensis onder het armstuk en Alexander,
p, f. Zie over dezen Alexander den heer Pinchart, Revue, 1852, p.223—
224. Bist. p. 29 (1) O. P, Serrure, Belgische Medailleurs (Afdruk, blz.
3). v. Orden, II, blz. 115, die de P. aanvult tot Poyigjnï).
558, 1578, Vz, 557. Kz. (Gat. de Brunet, Octb. 1867, nö. 213,
Hooft 1879 n°. 331.) Binnen een lauwerkrans gegraveerd, 't Was
Houwaert dié Willem D’eerste veel eer aen dede als hy t Antwerpen
ingehaelt duer binnen quam gerede (Z. 68).
559, 1578. Pinchart, Hist. p. 29, »On rencontré des exemplaires
ou le poète (en cuirasse chez v. L. I, 245 (1) est représenté avec
un costume civil et la poitrine couverte d’une sorte d’écharpe.”
560, 1571. Vz. als v. L. 245 (2) maar z. j. onder het armstuk
en omschrift, Ian Baptista Houwaert aet. 38. Kz. Het zegel der
familie Houwaert, met het omschrift S(igillum ') Ian Baptista
') Volgens Rietstap (in Revue 1869, p. 328 (1) was het wapen d’or à la
fasce d ’azur, accompagné en chef d’un lion naissant de gueules, armé et lam-
pasSé d’azur, mouvant dè la fasce; sur le tout de Sweerts qni est émanché en
pal d’argent et de gueules de dix pièces.