suae 59. Deze Christoffel van Eussum (in de Groninger Ommelanden)
is afgevaardigde daarvan naar Antwerpen geweest. (Medegedeeld
door J r. J. E. Hooft van Iddekinge) 1871 1/15.
154. 1543? Graaf Nahuys deelde in de Revue 1872, p. 230—232,
pl. c, n°. 14 eenen ovalen gedenkpenning mede van Jacob Omphal,
(J. Y. D., raadsheer en afgevaardigde van Willem, hertog van
Gulik, Kleef en Berg (in 1539—1543 van Gelderland) geb. 11 Febr.
1500 te Andernach en overleden den 17 October 1575 te Westorf
aan den Rhijn. Hij nam een levendig aandeel in de onderhande-
lingen die, in 1543, tot den afstand van het hertogdom Gelderland
aan Keizer Karei Y leidden, -— Graaf JS/ahuys t. a. p. p. 231 ziet
in het omschrift (de wapenspreuk) van de keerzijde eene toespeling
op deze gebeurtenis, en vermeldt dat het mannelijk geslacht in den
bij bejaarde Hagenaars bekenden Luitenant-Generaal. baron d'Om-
phal is uitgestorven. De penning vertoont: Vz. Het borstbeeld en
fage. Omschrift Jac. Omphalivs Andernacvs, Do(ctor). Kz. Familiewapen.
Omschrift: Nihil. ■ placabilitate. vitae atqve fortvnae melivs.
155. 1513. Met dit jaartal komt een Duitsch, zilveren (4 w.) pen-
ningje somwijlen bij ons voor (Cat. de Srnet/i, Gat. Schetsberg,
Amst. 1861, n°. 29, Cab. n. d. Chijs n°. 42, 3 w., Mm. 18). Yz. Een
vrouwenhoofd bij een halve maan. Omschrift: Lvna. 1543. Kz. Een
ruiter te paard. Omschrift: Schlug s(eineri) Bruder dot. (Schetsberg)
of kz. Diana [de Smeth) of »Personnage debout,” G. W. (v. d. Chijs),
(Speelpenning ?)
156. 1548. De op dit jaartal door v. Mieris II, 70 geplaatste
penning van Willem. Hertog van Gulik enz., kwam als penning-
plaat in lood voor bij Luzac c. sG(Cat. Bom, Junjj 1873, n°. 129)
met 1566. Willem (V) overleed eerst in 1592 (23 Jan.).
157. 1543. v. Mieris III, 75 (3) blz. 75, reg. 6 van boven : de verkorting
dominat door v. M. aangevuld; domina(ri)t zal wel dominat(eur)
moeten zijn, zooals bij Duqniolle voluit op n°. 1555 wordt gelezen.
158. 1544? Pronkpenning van Hertog Maurits van Saksen, door
van Mieris lil, blz. 87, met het jaartal M.D.XLIIII afgebeeld,
kwam voor in Cat. F. van de Poll geh. Bonn (Utrecht 1867) n®. 90
met M.D.LXVIII, en de opmerkingen dat M.D.XLIIII. een teeken-
fout bij v. M. is en dat deze penning door Heinr. Beits te Leipzig
vervaardigd zoude zijn. Volgens Schlicheysens Erklärung werkte Heinrieh
Beits ook Bits genaamd, (de oudere) echter als goudsmid en
stempelsnijder te Leipzig slechts van 1531—1544, en Maurits van
Saksen 'stierf 11 Julij 1553 (y. Mieris III, blz. 331). Doch het stuk
bij v. d. Poll onderscheidde zich van die bij van Mieris en Bol-
senthal, Medaillen Arbeit, afgebeeld door een daar aan gewerkten
fraaien bloemenrand en het meesterteeken van den kunstenaar. Indien
dit op dat uitmuntend bewerkt 358 wigtjes wegende stuk op
den bloemenrand stond, dan kon het merk den jongeren Heinrich
Reitz aanwijzen, die, volgens Schlikegsen, van 1588-1615 werkte
wanneer men bij Schliclmjsen 1588 in 1568 verandert. Doch de
penning is van Hans Reinhart te Leipzig (1539—1619): zie Revue
873 p. 516, waar zelfs gezegd wordt, dat de beide Reits in Leipzig
in de 16é eeuw niet leefden, komende de eerste Heinrich Reitz
als stempelsnijder aldaar in 1675 in de Gilderollen voor.
159. 1544. Penning met den droom van Jacob. In den Cat. nir. Jer.
de Vries 1854, n°. 448 aldus vermeld: »Zinspeling op het verbond
»van dit jaar, ook door N. Perrenot en Vigilius (gb Aytta), als
»gemagtigden van den Keizer.” Verg. Wagenaar J , blz. 262. (Zilver
verguld W. 3.5) — mi'. Jeronimo de Vries Jerz. heeft'echter in
de Navoncher XVII, bl. 325 medegedeeld dat deze penning door
Madai (n°. 5218 en n°. 7230 met het jaartal 1039) is opgenomen als
een duitsche huwelijkspenning (anderhalbe thalerstuck). Zie de beschrijving
en opheldering van dit pseudo-historisch stuk in den Nav. t. a. p.
160. 1545. (Kon. kab. Aanwinsten 1856, blz, 2). Onuitgegeven
verguld zilveren penning van 0.024 m. middellijn. Voorz. + Caro-
Ivs. V. Roma. imp. semp. avgvs, gekroond en geharnast borstbeeld
van de regterzijde met langen baard en guldenvliesorde aan een
snoer op de„ borst. Keerz. -f- Philip, princ. hispa. archidvx. avst.
geharnast borstbeeld van de linkerzijde met kort haar, het hoofd
met een baret gedekt, tusschen het gedeelde jaartal MD-XL.Y-
; Men vindt een dergelijken penning afgebeeld, zegt de heer J. F. G.
Meijer t. a. p., bij Herrgott, Monumenta August. Domus Austr.
Tom. II, Pars I, Tab. XXIII, n°. XLII, doch aldaar komt het
jaartal aan het einde van het randschrift der keerz. voor.
Houten gedenkpenningen of toccodilleschijven. Naar aanleiding van
onderscheidene artikels betrekkelijk genoemde houten schijven, voor