1476. Z. j. (1667?) Belooningsp. door den bisschop van Luik
Maxirniliaan Hendrik van Beijeren, gegeven aan de burgemeesters
Henri de Curtius en Pierre de Simonie terzake hun beleid en moed
bij het heerschen van eene besmettelijke ziekte in de omstreken
van Luik in 1667, beschreven in de Revue 1865, p. 452 door Per-
reau en in zijne Histoire 4to, p. 56 door Pinchart. Vz. Bb. Max.
Henr. archiep. Col. s. r. i. el. ep. et pr. Hild. et Leod vtr. Ba. dvx.
Kz. Een wapenschild door twee vrouwen vastgehouden. Omschrift:
Pietate et Sapientia (Door ~ vroomheid en wijsheid). In 1865 was
deze penning volgens Perreau alleen bekend uit de vermelding
bij Loyers, Reeueil heraldique des bnurgmestres de Liege, p. 451.
Pinchart zegt er van in 1870. »Qu’elle rapproche des oeuvres d'Adrien
Waterloos mais qu’elle est antérieure a 1667.” Deze zag dus het stuk.
1477. 1667. Van de Rederijkers te Middelburg onder de spreuk:
de spruite Jesse in minnen groeijende. Afgebeeld door ons in de
Revue 1874, pl. IV (8) en aldaar beschreven p. 60, alsook in de
Cat. Zeeuwsch Genootschap 1870, blz. 45, n°. 1016. Denkelijk voor
een feest geslagen. Toen waren Art. Roggeveen, Boeckh., Roeit. Adolfs
Ovt prs. d'Hr. Mr. Jacos. Peckius, oppr. Prins en Php. d’ Wael, Prins.
In 1642 (nc. 1005) worden op den penning van dat jaar alleen vermeld.
Br. Abra. de Molyer, Prs. en Br. Iacob. Lansberg, Bovch(ouder.)
1478. 1667. 8 Mei. 25 j. huwelijk van Paulus van Uchelen en
Francina Oort. Uitmuntende gedenkp. van J. Smeltzing. Vz. Beider
Bb. nevens elkander en om welke hunne namen. Kz. Een eikenboom
op een rots geplant. Saturnus (de Tijd) poogt dien om te houwen,
waarin hij door de Godsvrucht verhinderd wordt. Op den voorgrond
twee oude en drie jonge ooijevaars als zinnebeelden van
ouder- en kinderliefde. Terzijde offert de Dankbaarheid op een
altaar. Cat. Snouckaert, n°. 111, de Roye, n°. 1705 Z. ƒ 8. Cat.
18 Dec. 1850 te Arast. n». 548 ƒ 3 . Bom, 1873, blz. 36, n°. 781.
Jamieson Feyens, Z. 46, blz. 49, n°. 1040. Nav. VI, 257; IX, 209.
Vraag van N. T. om de geslachten op te geven gedaan in 1859.
Niet beantwoord. (Nu herhaald.)
1479. 1667. Overlijden van J. Bouthoorn te Haarlem, Z., de Roye,
n°. 1706 ƒ6 — 25. v. Buren, n°. 1320, Z,
1480. 1667. 18 Junij. Gedenkp. op den Schout bij nacht Jan
Gideonsz van der Burcht, gedreven, zilver, beschreven in de Nav. I,
1851, 224, door — d. Medaillon zwaar zeegevecht. In de afsnijding
van den cirkel welke het zeegevecht bevat leest men:
J an Gideons van der B ueght,
Schout bij Nacht over Hollandt en West-Vrieslandt, onder het Ed.
mog. Collegie ter Admiraliteyt alhier. Omschrift:
ZOO RUST EEN OORLOGSHELT vol eers o pt bed van eer,
het donderend kanon was ziel- en hartsbegeer.
Zie Nav. I, 124, 336; II, 41, 103; VII, 106, en de vraag van
B. F. aldaar.
1481. 1667. 5 Junij. Op het overlijden van Joh. Henr. Hottinger,
beroepen in 1667 als hoogl. in de godgeleerdheid te Leiden, doch
op reis derwaarts met drie zijner kinderen door het omslaan van
een vaartuig op het riviertje de Linnig, bij Heidelberg, 5 Junij
1667 verdronken. Zie over hem Aanw. K. Kab. 1864, blz. 1 1 -1 2 .
Vz Bb. met baart eD toga van de linkerzijde. Joh. Henr. Hottin-
qerus S. Th. D. Kz. Tig. Helv.Lugd. Batav. Professor Publ. Consil.
Palat, ad var. princ. oblegal. aetVl—1687. HIG. Bij Salm,n .1246,
z. 13, staat HIQ. Strkker II, Nov. 1860, n° 345 ƒ18—: voor het
Leidsch Pk. | Hooft, n°. 766. Mm. 35, Z. 14. Is gesneden door
f f jr Gessner. Vgl. von Holler, Schweisz. münzen und med. Kab. I,
237. Siegenbeek, Gesch. der Leidsche Hoogeschool I, 183. Volg. Cat.
Bom 1874. Decb. n°. 2587 in het Zurichermeer verdronken. Mm. 34,
Z. 13. Schlickeysen vermeldt twee Hans Jacob Gessner's als Stplsch.
en Mtm. te Zurich, de vader (1706-1736) de zoon (1745-1770).
Misschien was die van 1667 een grootvader van n° 1. Zoo niet,
dan is de penning later dan 1667 gemaakt.
1482. 1661. 23 Mei. Op het overlijden blijkens Vz. van J osina
Balde, ' Weduwe van wijlen P etrus B urmannus, Predikant tot Fran-
kendaal, ende Emmerik, gebooren den 14 Juny A°. 1601, gestorven
den 23 May A°. 1667. Kz. Jerem. 49: VII: / Laet uwe weesen j achter
ende ik sal se j in 't leven behouden / ende laet moe loedmoen / op my
vertrouwen. / 2 Timoth.A : v. 7 : Tk hebbe den goede j strijd gestreeden. /
Gegraveerd zonder emblemata. Afgebeeld op pl. IV, n°. 1 in de
Notices historiques et généalogiques sur la familie Burman, par J. G.
Barman Becker. Edit. corrigée et augmentée Copenhague (impri-
mée comme Mss.) 1866, f°. 23 p., avec 5 planches. Josina Balde
werd (p. 2) de tweede vrouw van Petrus Burman, (geb. te Keulen,