Ia I6G1 werden de twee laatste namen weggeslepen op een
paar exemplaren en vervangen door de los gestempelde namen
der toenmalige curatoren Willem van Heuckelom en Melchior
ten Hove. Zie Aamo. Kon. Pk. 1875, blz. 16—17 en Graaf
Nahuys in zijne Méd. et Jetons inédits relatifs d Vhistoire des
17 anciennes provinces des Fays-Das, Brux. 1875 (lees 1876)
p. 84. (Ook uit een brief van W. J. de Voogt 18^71).
1413. 1665. Leidsche schutterspenning. Dirks Essai, n°. 116;
- 1414. 16l>5. Op bet overlijden van Abraham Alewijn, weduwnaar
sedert 1658 van Geertruydl Ilooftman, (zie n°. 1305) Bb. en face
in deftige Weeding met kraag en mantel. Om den rand staat :
Abraham Alewijn, aet. 58, A?i°. 1658. Kz.: Een groot wapenschild
in het midden gekwarteleerd 1 en 4, eene Meermin met een
spiegel in de hand, 2 en 3, drie kogels, gedekt door een midden-
schild, waarop een kasteel. Daarom heen vier andere kleinere
wapens, allen te zanten door een gestrikt lint vereenigd. Links
I, als 1 en 4 daatonder op een lijn Alewijn. II, Een antieke
kan waaronder: Kannius. Rechts 111, wapen waarin een boom en
Schurmans en IV met korenairen of ander gewas en Leemens,
Gat. J. de Vries, n°. 1295, Z. 10. 3. Aangekocht door F, J ,
Geelhand en met de andere penningen van diens verzameling nu
in het kabinet van den Belgischen staat. Ygl. Nav. XIX, 603,
waar Y. D. N. in de war is : lees aldaar in plaats van 1663,
1665: 58 jaren toch geveegd bij het geboortejaar 1607ü geeft juist
1665. De andere Abr. Alewijn stierf ook 26 Novb. 1679, hetgeen
niet overeenkomt met 58 j., maar met 72 j. De. kwartieren
worden aldaar verklaard. Ygl. Nav. XVIII, 279 en 541, XIX,:>
262 en 443.
1415. 1665. 23 Febrnarij. Op het overlijden van Tannéken van.
Erpekom te Amsterdam. Kz.: Een versje van Vondel, aldus in
Oat. Roos, 27 Septb. 1854, n°. 166. Z. In Nav. XII, 148—149.,
wordt deze merkwaardige penning aldus beschreven. Vz.: Eene
vrouw met een waaier in de hand in een landschap afgebeeld.
Mr. J. van Lennep en J. ter Gouw, De Uithangteekens, II, 327, zien
hierin terecht het buitenverblijf van van Erpekom (of Erpecum)
alwaar het Groene Hert uithing; daarop zinspeelt ook het versje
op de Kz. in een rozen-takken krans:
Waerde Roos van eupekom
Stut van Moeders ouderdom,
Bant en Vrientschap van ’t geslacht
Gij verwelkt al ’t onverwacht.
^ Uw vermaeck was ’t groene hart
Nu ontbeert het u met smart.
J. v. Vondel.
{Leven en Werken van Vondel, X, 486; XII, 257), op de Vz.
leest men:
Tanneken van Erpekom
Gebooren den 26 October A°. 1619
en gestorven den 23 February
A°. 1665 In Amsterdam.
Hierdoor zal de bevreemding van C. K. v. S., Nav. XII, (148)
over de zonderlinge kleur van het hart (als ligchaamsdeel) verdwijnen.
Er zijn in Amsterdam zelfs vijf groene harten, pakhuizen
op de Brouwersgracht tegenover de Willemsstraat, V. Lennep,
c. s., t. a. p.
1416. 1665. 16 April. Begraafnisp. van Jufr. Melebregt, de
vrouw van Jan Sanié (wijnkooper te Middelburg). Vz.: Gegr.
fe r Zaliger gedagtenis van Jufr. Melebregt, de Vrou van Jan Sanié,
die d’ eerst begraven is gedragen (door) de es X: in Oosters tempel
bou: R. Maertens, K. Kouwenburg, W. Maqrnt, J. de Bock,
J. Quesen, S. Oosterman, K. Klinckwerd, A. Andriesz., P. Ents
J. van de Poele, Alle Wijnkoopers Tot Middelburg in Zeeland, Den
X V I d e n van Grasmaant des 1665ste jaers, L. v. G. fe{cit). En
daaronder op een schild Memento mori. Kz.: Op het gekronkelde
lint Siet de Doot is een Inganck ten leven, en onderaan op he
schild Saligh sijn de doode die in den Ileere sterven van nu aen,
;a segt de Geest, opdat zij rusten moghen van haren arbeit, Apoc.
14 Capl. Gat. C. G. Doonzajer 1863, n°. 486, beschreven door
dezen in Nav. VI, 1856, blz. 71 met de opmerking dat van deze
op den koop gemaakte penningen twee leggers bestaan, alleen
onderscheiden in het hoofddeksel of soort van muts der ontslapenen.
Mans- of vrouwennachtmuts V a double-usage, naarmate
van het geslacht des overledenen !
1417., Z. j. Uit het tijdvak 1660—1685 stamt een Z. begra