Kz.: gegr. Sy. moghe. icel. svche. die. ons. doen. Jluichen. Als. wy.
wederomme. svllen. syn. in. genschen. Oat. Bom, Janij 1876, blz. 104,
n°. 1778. (Niet bij Malliet).
498. 1572. Hieronymus Imhof (Vergel. de penningen. Verv. van
Loon, n°. 169—170 en 178 ter eere van den Gouv. Gen. G. W. baron
van Imhof). Vz. Jeroni: Imhof . aet: sve. 47 Anno salvtis 1572. B.b. met
baard van de regterzijde gezien, in overjas met staande kraag, om
den hals een dubbele keten met kleinood. Kz.: Mors aufert omnia
preter virtutem et artem. Gehelmd wapen. D. 34. G. 13. Cat. der
Gothard Minus'sche Thaler-und medaillensammlung, u. s. w. 1874.
S. 378, n°. 5310.
499. 1573. (13 December 1572—13 Julij 1573). Haarlems beleg.
Vz.: De leeuw in den hollandschen tuin met den standaard. Voor
hem het wapen van Prins Willem van Oranje. Omschrift: Soli X
deo X gloria 1573. Kz.: Wapen Van Haarlem. Vicit X vimXvirtvs.
Medeg. door graaf Nahuys in de Revue 1872, p. 360 —362, pl. f. n°. 26’
500. 1573. Noodmunten van Alkmaar. Zie Malliet en in den
Navorscher XI, 1861, blz. 137 de aanteekening, waaruit blijkt dat
Cornelis Louriz en Sijmen Garbrantsz, goudsmeden te Alkmaar,
voor ƒ 9 die munten stempelden en sloegen.
501. v. L. I, 168. Vroedschappenningen van Alkmaar. Zie v. Orden,
II, blz. 77—78. In het Archief dier stad (zie Dr. P. Scheltema,
Inventaris, blz. 120, n°. 86) zijn stukken van 1692—1711 betreffende
het maken van de stempels der vroedschapspenningen als n°. 89.
Memorie van ontvangst en uitgaaf der gouden vroedschapspenningen
geslagen volgens de resolutie der vroedschap van 30 April
1695 en 11 Decb. 1706. Drie verschillende afslagen zijn in het
stedelijk Museum te Alkmaar. Verslag over 1875. blz. 8. Naar
den stempel, voor eenige jaren nog aanwezig, is in 1875 te vergeefs
gezocht (ald. blz. 6—8).
* 502. (z. j. 1573 1 1 October) v. L. I, 169. Toegepast op de
nederlaag van den Graaf van Bossu. Vgl. v. Orden II, blz. 78.
Ook met een zeilend schip op de kz. Verz. mX. Jer. de Vries Jerz.
Cat. Amicitia April 1869, n°. 101. Cat. F. Smidtv. Gelder, n°. 811.
G. 19. Goud 10 w. 4Va K.
503. z. j. Gegr. Vz.: het wapen van den admiraal Bossu.
Kz.: Bossu zeeslag D 10 M. D. 11 Da(g), benevens een kleiner
penning. Vz.: Een schip. Kz.: Het wapen van West-Friesland.
Beide penn. hangen aan een gewerkten zilveren keten. Z. 183 w.
te zamen. Cat. Noot-Nagel 1858, n°. 176. Nu in Verz. mx. Jer.
de Vries Jerz.
504. z. j. In Cat. Oudh. Delft, n°. 3957 (2de suppl. in fine). Zware
zilveren bewerkte ketting, waaraan een zilveren penning met het
wapen van Monnikendam en van West-Friesland. Kz.: Bossu zeeslag
d. 10 m. d. 11 da{g). (Vgl. n°. 503).
505. Papieren geld te Leiden geslagen. 1573—1574. v. L. I,
182. v. Orden II, 83—86, Zie nog J . Le Francq van Berkhey,
Oud Hollands Vriendschap. Leiden 1809, blz. 136. »Cornelius de
Water, Goud en silversmit, was waarschijnlijk de stempelsnijder
er van” Berigten van het Hist. Gezelschap te Utrecht., 1,
2de stuk, blz. 5—15, en Kroniek, 4de jaargang, 1878, blz. 196—197
door Jhr Rammelman Elsevier.
506. 1573. Gedenkp. (geestelijke penning). Vz.: de slang
n de woestijn. Omschr.: Cvrdtorem. animi. medicvmqve figvro
talvtis (Ik stel voor den hoeder en geneesheer der ziel). Kz.: Vvl-
neribvs. cvro. vestra meis 1573 (Door mijne wonden genees ik de
nwe). Cat. J. van Dam DWz., n°. 685, die de letters C. V. B.
heeft, (terwijl de Cat. van het Museum van Oudh. te Utrecht.
1878, n°. 1877 C. V. E. 1573 heeft) Z. f 6.50 (Graaf Nahuys).
(Utrechts Museum).
1574. 507. v. L. I, blz. 180(1). Dankstuk van Zeeland. Kz.: eene
emblematische voorstelling. De wereldkloot in den vorm van den
rijksappel met het kruis, liggende in een boekbinderspers, door
twee schroeven vast aangedraaid, waaronder een brandend vuur
en waarboven drie zwaarden zijn geplaatst met de punten rustende
in de bovenplank van de pers; ter linker zijde een steenen
fort of batterij, waarvan twee vlaggen wapperen, gewapend met
vier stukken geschut en ter régterzijde een varend schip, mede
van geschut voorzien. Volgens Rethaan Macarê, (Aant. Sectie Verg.
1858, blz. 13. Prov. Utr. Gen.) »De aarde in benarden toestand,
door vuur en zwaard, te land en te water in 1574 bestookt.