Het Tweede Eeuwfeest der Unie van Utrecht. Terwijl de herinnering
aan de voor drie eeuwen gesloten Unie van Utrecht dezer dagen
veler hoofden en harten vervult en er verwachting bestaat, dat
het derde eeuwfeest van eene zoo gewigtige gebeurtenis als de
vestiging van den Nederlandschen staat, eerlang op waardige wijze
gevierd zal worden, is ook de vraag opgeworpen: Hoe is in 1779
het tweede eeuwfeest gevierd en wat is er toen geschied om deze
gebeurtenis te verlevendigen en te herdenken.
Na onderzoek is het ons uit de Nederlandsche Jaarboeken en
het Vervolg op Wagenaar gebleken, dat de deelneming aan deze
viering niet algemeen is geweest, maar zich bepaald heeft tot
Utrecht, waar op 29 januarij 1779 ’s morgens door prof. mr. P.
Bondam eene latijnscbe rede is gehouden in de gehoorzaal der
akademie, en des avonds door dr. J. Hinlopen eene leerrede in de
Domkerk, met zeer grooten toevloed van hoorders, en daarna een
feestdiner der jur. studenten.
Behalve de vertaling der rede van Bondam en eene leerrede van
ds. A. van Gravesande te Middelburg zijn ons geene andere geschriften,
bij die gelegenheid uitgegeven, bekend, dan twee van
den hoogbejaarden Frieschen dichter Onno Zwier van Haren te
Wolvega. Het eerste is getiteld: Proeve van eene nationale zeedelijke
Leerreden van een oud man aan de jeugd van Nederland,
over Ezra III: 12, ter gelegenheid van ’t begin van den derden
Eeuw van de Unie van Utrecht enz. Zwolle 1779, groot 78 bladz.
Dit merkwaardig geschrift, dat een schat van kennis ontvouwt
en aantoont, waardoor Nederland groot is geworden, maar ook
welke gevaren het volk bedreigen wegens de navolging van vreemden
en de verbastering der zeden, waartegen hij op welsprekende
wijze zijn waarschuwende stem verheft, is destijds afzonderlijk
uitgegeven, en ook door van Vloten opgenomen in zijne belangrijke
uitgaaf van het Leven en Werken van W. en O. Z. van
Haren, 1874, bl. 503,
Maar ’t was hem niet genoeg die ernstige taal te verkondigen.
Hij wilde ook op geheel andere wijze tot het volk spreken. Reeds
vroeger had hij betoogd, hoe het tooneél in zijn oog een kweekschool
der zeden was, »als het onzen landgenooten voorhoude en
aah^evele de eerbied, liefde en achting voor den godsdienst, regee