linkerzijde aan en een rijk gestikt kleed op tafel, waarop een
helm en het ordeteeken van het Gulden Vlies geplaatst, zijn ter
rechterzijde te zien. Boven het beeld leest men: Aelernitati Avgvs-
tae, in navolging van opschriften van romeinsche keizerspenningen.
Onder het voetstuk zijn zeer flaauw, de ineengestrengelde letters
P. L. ’) op sommige stukken zichtbaar. Keerzijde. Vier gehelmde
ruiters, vergaderd onder een dorren boom aan de rechter zijde geplaatst.
In het verschiet eene vesting waarvoor slag wordt geleverd.
Daarboven: Fortitvdo Domini.
9—10. Dezelfde voorstellingen, nagenoeg, vindt men op gouden
penningen ter grootte van 23 en IQ (van Gelder.) Alleen ontbreekt
daarop de vesting in het verschiet en zijn de H. Maagd en het
kind Jesus in den Dorren boom geplaatst, flet jaartal 1735 2) is
in de afsnede en de letter R(oettiers) in het veld geplaatst van n°. 8.
De Brugsche penningkundige E. Jonnaert heeft, in 1847, dezen
penning onder n°. 3 opgenomen in zijn Quelques mots sur les
médailles et les jetons qui ont rapport a la ville de Bruges en
op het jaartal 1436, op de instelling voornoemd onder het bestuur
van Philips den goeden geplaatst. De heer de Schodt heeft echter
in zijne uitstekende monographie over de Brugsche méreaua; (Revue
1848, p. 284) bewezen dat de broederschap van O. L. Vrouw van
den Dorren Boom reeds in 1396 (het geboortejaar van Philips den
goeden) bestond en bestaan had, terwijl deze ook in 1410—-1414
vermeld wordt. De legende omtrent het voorkomen van de H.
Maagd in den Dorren Boom wordt door C. F. Custis in zijne
Mémoires pour servir a la description générale de la ville de
Bruges (Ms.) verhaald en is door de Schodt t. a. p. (Revue 1877,
p. 246) herhaald, alwaar op plaat W en X onder n°. 117—119
de drie penningen zijn afgebeeld.
—-11—13. Van Mieris heeft (I, blz. 70 — 73 op 1454) een drietal
zeer groote penningen, geslagen op de bevrijding door Koning
Karei VII van Normandië, Guijenne enz. van de Engelsche over-
’) P. L en niet J. P. zoo als Pinchart schrijft, p. 80. P. L. is Philippus Lyns,
goudsmid te Brugge (1670—1680). De andere vervaardigers zijn A. Pierins
(1680 — 1682), Franc. Lins (1682—1704), Richard van den Abeele (1687—1691) en
Herman van Ockerhont 1706 —1709.
s) En niet 1775 zooals bij Pinchart t. a. p. staat.
heersching medegedeeld. Deze drie penningen zijn ook afgebeeld
door M. Vallet de Viriville in zijne uitstekende monographie over
deze stukken of Notice sur une médaille frappée à la monnaie de
Paris sous Charles VII en souvenir de l’expulsion des Anglais en
1451 et années suivantes, opgenomen in het Annuaire de la Société
française de Numismatique et d’Archeologie. Deuxième Année
1867. Paris, p. 209—233. Hij beeldt niet minder als acht types
van deze stukken op pl. XII—XVI af. Hiervan is n°. 5 als van
Mieris I, blz. 70; n°. 4 als v. Mieris I, blz. 72 (l) en n°. 6 als
v. Mieris I, blz. 72 (2) maar alle zijn, wat voor- en keerzijde betreft,
omgekeerd afgebeeld.
Zeven van deze acht stukken zijn ook afgebeeld in den Trésor de
Numismatique et de Glyptique, 1842, in folio, Médailles françaises
pl. I—II en sommige daarvan elders (zie Vallet de Viriville, p. 213
suiv.) zooals Magasin pittoresque 1840, p. 152, Conbrouse Choix de
monnaies et médailles 1845, in 4°., p. 20, n°. 40 enz. enz.
Van Mieris (I, blz. 12) zegt, dat de i oozenlakken, die het wapenschild
van Frankrijk omgeven, te verstaan geven, dat de vrede»
zoowel als de aangename roos uit doornachtige leden zijn gesproten.
Men heeft zoo diep niet te delven in de kennis der
emblemata. M. Vallet de Viriville zegt, dat het een persoonlijk
emblema van Koning Karel VII was (p. 211) en geeft p. 225 (1)
een uittreksel uit eene yekening, waaruit zulks duidelijk blijkt.
Hij beschouwt deze in goud, zilver en koper voorkomende penningen
als decoraties, gegeven ter gedachtenis van de bevrijding
van geheel Frankrijk behalven Galais van het Engelsche bewind.
Een daarvan (n°. 1) draagt dan ook het opschrift, tevens chronogram
van 1451,
QVant Ie fV fait, sans dlferanCe,
AVprVdent rol, aMI de dleV,
On obeTssoIt par toVt en franCe,
fors à CaLals qVI, est fort LIEV.
Zij dragen dan ook den naam van Désiré (p. 214, 229, 231)
en waren in Frankrijk (1451—1460) de eerste getuigen op fran-
sche wijze van het herleven der stempelsnijkunst van medaillons, door
Vittore Pisano of Pisanello te Verona, wat vroeger gesneden en
waarvan v. Mieris ons Deel I, blz. 56 zulk een schoon specimen