1023. 1644. 10 April. Fraai gegr. Huwelijksp. Z. Yz.: Familiewapen,
liggende halve maan. Omschrift: dit is ’t wapen van
Adriaen van der Mersch, wilter op mercke, gestorven en begrave(n)
A°. 1538 te Lendele in de kercke. Kz.: in een krans: Adriaen van
der Mersch ende Jannehen van der Lip in den Houwelychen staet
vereenicht op den 10 April A°. 1644 binnen Legden. (Verz. van
wijlen Mr. J°. de Vries Jz. te Amst. Cat. Arti 1880, n°. 1704.
1024. 1644. Begrafenisp. van de Zuyd-Buurt te ’sHage. Revue
1859, p. 495, n°. 6. Mededeel II, blz. 75, III, pl. (e) III.
1025. Z. j. v. L. II, 284. Ter eere van J. J. Ghiflet. Zie v.
Orden II. blz. 483. Door D. Waterloos. Zie Revue 1855, p. 261, XX.
Pinchart, Hist. p, 50. (7) die even als v. Orden zich verwondert over de
inscriptie onder den arm op een exemplaar in de Kon. Bibl. te Brussel,
Aet(atis) LXXX, vermits Ckiflet van 1588—1680 geleefd heeft.
1026. 1649. Van dit jaar en niet van 1648 zooals v. L. II,
285 heeft, of 1645 zooals v. Orden II, 483, is de penning ter
eere van Octavio Piccolomini.
1027. 1645. v. L. II, 286. 35 steden of sloten genomen; ook
met Lud. X III1 .
1028. 1644—1645. y. L. II, 289. Vier stuks munten ten dienste
der O.-I. Comp. -N°. 5, de 1/4 stuiver van 1644 is bij Verkade
pl. 222 (1). Vergelijk echter van Orden II. 485. De gegoten
stukken van 1/2 St. zijn inderdaad zeer onduidelijk.
f? 1029. Z. j. v. L. II, 291 op 1645. Op het overlijden van Huig
de Groot, v ' Orden II, 485. »In latere jaren vervaardigd”. Bij
Noot-Nagel n . 389 met R. A. onder den arm. R. Arondeaux
sneed penningen in de Nederlanden te ’s Gravenhage en in
Engeland van 1678—1702. Zie Cat. Arti 1880, n°. 1388—1396. '
1030. 1645. 19 Juni. Medaille van ƒ 75-3 st. en gouden keten van
ƒ 545-8 st. door de O.-I. C. geschonken aan Jonathan de Neckere,
gewezen schipper op het fluitschip de Noordstarre, wegens eene
merkwaardige resistentie op de rivier van Cambodge. Leupe t. a. p.
VIII, 202.
1031. 1645. Ter eere van Thomas Fairfax. Vergelijk v. L. 11,
336, van 1649. Door ons medegedeeld in de Revue 1861, p. 218.
Kleiner en Vz. zonder omschrift. Nu in de Verz. van Mr. A.
Looxma IJpeij.
1032. 1645 — 1650. Vz.: Het hoofd van Olivier Cromwel en van
den duivel vereenigd. Daarvoors Cromwel. Omschrift: Den een
mens is den a(nderen) siin dvvel. Kz.: Het hoofd van Lh. Fairfax
vereenigd met een zotskap. Daaivoor: Fairfax. Omschrift: D'een
sot is d. alnderen) s(iin) gek. Zie Médaille Satirique sur Olivier
Cromwell et Fairfax par Ch. Piot in de Revue 1846, p. 407 —409.
Cromwel y est representé comme le mauvais génie de Fairfax.
1032. Veel kleiner met de bijschriften: Cromwell-Fairfax. Z. bij
Seckendorff blz. 187.
1033. Z. j. Ovale p. pl. met gegoten en geciseleerd b.b. van
Const. Huygensf-, hoogstwaarschijnlijk door Hieronimits Holl gemaakt.
Vergelijk 1643, n°. 1020. Cat. Arti 1880, n". 1168 van
Mr. J. dé Vries Jz.
1034. 1645. Begrafenisp. van ’sHage, Revue 1859, p. 495. n . 6.
1035. 1645. Als boven, n°. 7,' (niet vermeld in de Mededeelingen)
van. de B(uurt V(ari) Dje) Bovchorst Straet 1645.
1036. 1645. Als boven, n°. 8, (ook niet t. a. p. vermeld),; van
de Bvert van 't Hofspui.
1037. 1645. Als boven, n°. 9. Meded. I, blz. 201, n°. III, pl. UI (a) :
De Penlriinq) sy gego(ten) te beg(raven) d(e) bv(ren van de) Pot(en)
1038. 1645. Cat. Kluit, n°. 1518. Fraaie trouwpenning met
de klokhen en de kiekens. Uitvoerig beschreven in den Cat. der
Zaandammer Tentoonst. n°. 1382, met toevoeging van deze gissing:
»Deze penning is waarschijnlijk geslagen bij het 50-j. huwelijk
van Jacob braftdijk en Neelt je Haro. (Wanneer had dat plaats?)
1645? (Inzendster wed. C R. Breet te Zaandijk.) '
1039 »645. (Cat. de Smeth, n°. 1412. G. 10 Eng. 6 Azen ƒ32.
Ovale gouden' penning met het b.b. van Karei I, kon. van Engeland.
Op de Kz. leest men : Gvilmo Boreel eiusq(ue) natv maiori
in ppetvvm — Boreel keerde den 4 Mei 1645 van zij ne zending
terug, ( y . I j . II, 284.)
1040. 1646. v. L. II, 292. Verrassing van Thienen. Als draag-
penning, in lood met I V H in verheven, gestempelde letters geplaatst
onder de afbeelding der stad- bij C. K., die Ndvorscher
XI, 7, op de vraag wat moeten de letters I V H beteekenen ?
spoedig antwoord verlangt. Het zullen de voorletters zijn van hem
die met den penning vereerd werd.