Onze n°. 1204 is aldaar n°. XVII, de n°. 1205—1207 worden aldaat
niet vermeld '). Bij de Roye n°. 1517 ƒ 75.
■ 1 1205. Z. j. Vz.: als v. L. II, 373 met W illem I. Kz.: mei de
Vier Burgemeesters van Amsterdam, zonder de vier zwaarden aan
de kolommen gehecht en deze personen niet omhangen met de
eereketens waaraan een penning hangt. Omschrift:
* Dit zijn de vaderen en burgermeesters, daar
Dit vrije volk op rust, in vree, en krijgsgevaar.
Afgeb. bij de Vries c. s. pl. VII (6) en leest de vele gissingen
daarover II, blz. 19—25.
Op Arti 1880, n . 1234. In een doos met de gedrukte verzen
op dezen penning gemaakt door Jan van Dalen. (Waar woonde
deze en wat was hij?) Bij de Roye n°. 1518. ƒ 76.
1206. Z. j. Als n°. 1205. Cat. Arti 1880, n°. 1235. Wijlen
Mr. J°. de Vries Jz. voegde er bij: Op dit exemplaar zijn op de
kz. op de pilaren vier friesche namen gegraveerd. Welke namen ?
/an Staatslieden t Van Burgemeesters? Van Scheepsbevelhebbers?
1206*. v. L. II, 373, doch kz. van v. L. II, 559 (1) (Kab. van
den heer P. U. v. Gelder).
.--' 1207. v. L. II, 376(1), 1653 10 Aug. Op het sneuvelen van
den IA Adm. Maarten Harpertsz. Tromp. Door P. van Abeele:
v. Orden II, 693, Revue 1853, p. 187 (V). Bij Bom, 9 Juni 1879,
n". 65, grooter in K.
—• 1208. v. L. II, 376(2). Als boven bijgenaamd het zinkend schip,
door Jurriaan Pool. v. Orden II, 693, v. Orden en Schinkel, Bijdr.
blz. 18. Fitst. Tijdschrift 1842, blz. 81 (3). Verkrijgbaar (vroeger)
aan ’s Rijksmunt waar nog de stempel is.
—"1209. v. L. 11, 376(3). Als boven, gedreven, door Wouter Maller.
Revue 1853, p. 52 (II).
1210. = éA maar bij de Roye, n°. 1522, Z. ƒ11, iets kleineren
vz. verschillend met Obiji den 10de Aug. 1653 achter het woord
verdreven.
■fj.21.1. = = maar bij van Orden, Tijdschrift II, 694 en v. Orden,
Cat. n0. 1659, Z. 65% W. ƒ11, met het zinkende schip — de Roye
n°. 1523, Z. ƒ 22.
-—1212. = v. L. II, 376(4) door J. L{oof) geteekend en door
D. van Riswick gesneden. Zie Orden 1,695. B.b. als v. L. II, 376 (1).
1213. 1653. Vz.: Gelauwerd hoofd, omhangen met een gouden
keten. Mijn hert en handt was voor het landt, vgl. 376(3). Kz.:
Gegraveerde zeeslag. Omschrift:
Tromp, driemaal in het jaar verlaten, is in nood.
Zijn ronde goediyheit was oorzaak van zijn’ doot, den 10 Augustus 1653.
Bij de Roye n° 1526. Z. / 56—25. = Meulman, n°. 6, op blz. 70.
Cat. 1869. Mm. 65. Z. 44. = Muntendam, n°. 162. V. d. Chijs,
n°. 162.
1214. Als voren. Doch vz. omschrift: Mart. Harp. Tromp, Radder)
L. Adm. v. Hol. Ze. Wes. Bij de Roye, nü. 1527. L. en bij
P. Srnidt van Gelder, n°. 2184, ook in lood, doch op de vz. met
» over goedigheid. ’ ’
1215. Penningplaat ter eere van M. H. Tromp, door T. Lutrna
d. i. Lutma de Zoon, denkelijk zeggen de furies c. s. I, blz. 29.
Zeker zeggen v. Orden en Schinkel, Bijdr. blz. 19 (5). Ilist. Tijdschrift
1842, blz. 81 (5). Afgeb. bij de Vries c. s. pl. 11(5).
—- 1216. 1653. Admiraal Tromp gesneuveld, door Simon. B.b.
1217. Op het sneuvelen van M. H. Tromp, bij v. d. Chijs1870,
Z. 45, n°. 186 en bij Born-Luzac 1873, blz. 29, n°. 649. Mm. 65.
Z. 44. Vz.: B.b. te vergelijken met v. L. 1, 376 (1), doch gedreven.
Het omschrift echter boven de regterschouder beginnende en eenig-
zins verkort. Mart. Harp. Tromp, R. L. Ad. v. Holl. Ze. Wes.
Kz : Gegraveerd. De fig. als v. L. II, 376 (3), doch het omschrift:
Tromp, driemaal in dit jaar
verlaten is in noot
Syn ronde goedigheit ivas
oorzaak van syn doot,
den 10 Augusti 1653.
1218. Z. j. Bij van Loon II, 379 op 1653. Cromwel, Protector
van Engeland enz. Afgebeeld ook in H. W. Henfreys Numismata
Cromwelliana, pl. I, n°. 6, beschreven aldaar p. 18|A19.
._—1219. Olivar Cromwel, protector van Engel.-Schotl., Yrlan. 1653.
W. Mas. aniello visscher en coninck van Napels 1647. Cat. Arti 1880,
no- 1239. »Hoogstwaarschijnlijk, zegt de inzender (nu wijlen) Mr. Jer.
de Vries JzP, door Muller gegraveerde inschriften.
1220. 1653. 3 October. Begrafenispenning van M.arcus Zuerius
Boxhorn, (Hoogleeraar te Leiden). Vz.: zijn wapen. Kz.: ln een