Panhuis »de Limbourg marchand residant a Anvers”, mede.
264. 1559. Van Loon I, blz. 353, geeft een penning van 1559
met het borstbeeld van Hans van de Broeck, kz.: De liefde en
Charitas omnia suffert. Deze penning is op het jaar 1584, vrij
misplaatst, te meer daar hij een huwlijks penning schijnt te zijn,
althans dezelfde penning komt ook voor met deze kz.: Links
gewend zeer rijk gekapt en getooid borstbeeld van eene schoone
vrouw. Omschrift: Blanca Pansana Carcania. Afgebeeld in de
Revue 1852, pl. VIII, p. 240, door den heer R. Chalon. Pinchart
kent dezen aan J. Jonghelinck toe.
265. 1559. Gedenkpl. met het borstbeeld van Egidius Hoftman,
p 23, oud 38 jaar. (Lood). Westhoff 1848, n°. 314.
266. 1559. Cesilia Veeselaar. Reeds in 1850 deelde de boogleeraar
C. P . Serrure in de Revue pl. VII (3) een penningplaat mede, w'aarop
het links gewende borstbeeld van eene eenvoudig maar degelijk ge-
kleede vrouw, met het omschrift: Cesilia Veeselaar, Aet: 37. A°. 1559,
en vroeg aldaar aanwijzingen over deze persoon. — In 1860 deelde
de heer Pinchart in de Revue 1860 p. 179 onder n°. VI) deuzelfden
penning als een product van Steven van Bolland mede, omdat het
bekende Ste. h. f. onder den arm is te zien. Aanwezig,* gegoten,
met dat monogram) in het Kon. Kab. te s’Gravenhage.
In de Revue 1867 pl. VII p. 347—348 deelde de heer W. J. de Voogt
de kz.: van dezen looden penning mede. Het geloof met kruis en
de Mozesslang staande op een rots, waartegen een vrouw en
wapenschild leunt. (Veld |van goud waarin een chevron en drie
schelpen van sabel. Omschrift: Trop fier. abvse. C(esilia) V(eeselar.)
267. 1559. Looden penning even groot als n°. 266. Voorzijde
het regtsgewend borstbeeld van een welgesteld burger. Omschr.:
Plons Alewijn Aet. 37, 1559, ten vervolge door W. 3. de Voogt,
pl. VIII derzelfde Revue 1867, p. 348—349, medegedeeld. (Beide
stukken te gelijk aangekocht door de Kon. Akad. van Wetenschappen
te Amsterdam). De Voogt vroeg wel, p. 348: »Y avait-il
entre Cecilia et Floris quelque lien de parente ? quelque autre rapport
que d’être nés la mème année? Maar zijn antwoord was: Je
l'ignore. Pinchart, Histoire 1870, p. 11, zag er echtgenooten in en wij
met hem, te meer omdat de naar elkander regts en links of yis-a-vis
gekeerde houding hiermede geheel overeenstemt. Vrage: Wie weet
iets over Floris Alewijn en Cecilia Veeselaar, beide 37 jaren oud in
1559, mede te deelen ter aanvulling van hetgeen Graaf Nahuys
te Utrecht (26 Mei 1861) over de familie Alewijn schreef, opgenomen
in de Revue 1867, p. 506—510?
[Caecilia Vezeler, dochter van Joris en Margaretha Boghe, was
getrouwd 1. met Melchior Baldi, 2. met Floris Alewijn. ZieTheod.
Jorissen, Oonstantijn fluygens, dl. I, bl. 351.]
Makelaarspenningen te Amsterdam. (XXIX, bl 239.) In mijn
(zoo ik hoop) nog dezen zomer in het licht verschijnend werk over
de Noordnederlandsche Gildepenningen zijn de twee t. a. p. besproken
penningen op pl. VI, n°. 66 en pl. XVI, n°. 113 afgebeeld
en dl. I, bl. 85—88 opgehelderd. De penning met het monogram
zamengesteld uit de letters MKRST (’ makelaarsteeken) of
MKRS (zonder T) is de penning »die bij het graf teruggevraagd
»werd, ten bewijze dat men het lijk zoo ver gevolgd was." x) Toen
men ontdekte, dat de makelaars wel acte de présence gaven aan
het sterfhuis en op dë begraafplaats, doch niet in orde naar het
sterfhuis ferugkeerden, maar jzich huiswaarts begaven, werd het
afgeven van twee penningen ingevoerd. Art. 16 van het reglement
van 24 (28) mei 1797 zegt toch: »zullende de gildeknecht
»(als aanspreker) aan de comparanten (als aangesproken) twee pen-
»ningen ter hand stellen, waarvan de eene hun op de begraafplaats
»zal afgevraagd worden en de tweede bij de terugkomst aan het
»sterfhuis, ten einde de begraving in orde geschiede.” De penning
met het monogram is kennelijk ook om de bewerking, veel jonger
dan die van 1612 en dus niet een oudere van 1578 (zoo als
mr. Th. Stuart t. a. p. als »ongetwijfeld” verzekert) en niet af kom-
stig van dit laatste jaar, als dat der oprichting van het make-
laarsgild aangegeven. De Amsterdamsche gildepenningen klimmen
ook niet zoo hoog op. Mr. j. dikks.
Een koperen penning, (XXIX, blz. 203). Deze is een zoogenaamde
legpenning, in het bekende werk van Van Loon, Beschrijving der
’) Aldus te leien in een oud briefje gevoegd bij «ulk een penning.