wel opgewerkt zijn door een Engelschman, welke de Vorsten van
dat Rijk aldus zoude hebben uitgegeven”.
912. 1626, 29 Maart. ïïuwlijkspenning van Jacob Dirksz. en
Immetgen Jans in decht versaemt den 29 Marty 1626. Boven dit
onderschrift een paar dat ingezegend wordt; daarboven een duif
met een krans uit een lichtstralen schietende wolk. De personen
in romeinsche kleeding! Om den rand: Twee harten die oprecht, in
liefde wel vernoecht, Bestaen haer trouw in echt, den hemel tsamen-
voecht. Kz.: Zinnebeeldige voorstelling van de trouw. Eene vrouw
reikt Christus den dood vertredende de hand enz. Randschrift:
Settet my gelyck eenen segel op uwe herte ende gelyck eenen segel op
uwen arme, want de liefde is sterck, gelyck de doot ende de yver is
vast, gelyck de helle. Gantica 8 :6 . Zie Navorscher XV, blz. 164. Cat.
Oudh. Zaandam, n°. 1381 van J. J. Honig. — Dr. G. D. J. Schotel,
Zeden en Gebruiken aan de Zaanstreek, blz. 53—54 ').
913. 1627. 3 Julij. Frederik Hendrik als ridder van den kouse-
band, v, Loon II, 168 (2). V. Orden II, blz. 447, zegt: % n wil
dat het origineel van deze gegraveerd en van denzelfden maker
zoude zijn als de groote op blz. 160 (lees: 159). »Dus van den
Engelschman Joh. Osborn in 1626 te Amsterdam gevestigd”. N°. 1.
(v. L. 1, 168) komt ook voor zonder aanduiding der wapenkleuren.
Verz. mr. Jer. de Vries Jerz,
914. 1627, 17 Aug. v. L. I, 170(1—2). Inneming van Drol
V. Orden, zegt: »Men gist dat de penningen n°. 1 en 2 gegraveerde
penningen zullen geweest zijn”. Neen, zy zijn geslagen. Zie ISfijhoff’s
Bijdragen, N. R. IV, blz. 195.
915. 1627, 22 Dec. (j- Z. penning op het huwelijk van Arnol-
dus G eesterunus, gevangene op Loe.vesteijn, en Susanna van Oostdijk.
Cat. Arust. Tent. 1858., n°. 2501. Toen bij den heer H. P. van
Eden van den,. Pais te Rotterdam. Vg. J. Scheltema, Mengelwerk
III, blz. 212 en 213 en den Cat. op n". 45,2.
916. 1627, 10 Septb. Ovale geboortepenning, zilver verg. Vz.:
') Als eene proeve deelen wij dezen Zaanlandschen ouden, algemeenen?
ïïuwlijkspenning mede. Zij werden op den koop gemaakt, de namen, ja a rtallen
enz. er ingesneden. Zie drie andere in de Oude Tijd, 1870, blz. 22_28
peschreven.
gegraveerd en opgewerkt wapen met helm, van het geslacht
Alting, Kz.: Adelheidis Alling nata Groningae X Septembris
Anno MDCXXVI1. Verz. van J. E. Hooft van Iddekinge Medegedeeld
18 TT 77.
917. 1627, 27 Decb. Schepenen en raad van Deventer tot
gëvaders over het kind van den muntmeester Johan Wijntgens
Verzocht, en bij hem met de secretarissen op zijn kindstnaal te
gast geweest zijnde, besluiten om vermits hier tegenwoordig zoo
weinig te munten was, hem met een gouden penning ter waarde
van 100 daalders te vereeren. (Kosten van materiaal ƒ 15lb-6,
aan werkloon 7 gld. (Resol. 1 Febr. 1628.)
918. 1628, 28 Novb. Dergelijke resolutie wegens het schenken
van een dergelijken penning aan mr. Willem Lamberts, stads
kok (!) even als aan zijn voorganger; mits hij ze in stadsdienst
zijnde, ook tér eerè der stad droeg. (O tempora! o mores!) Overijss.
Alm. 1855. blz. 59.
919. 1628, Penning aan éen gouden keten ter waarde van
f2 000, vereerd aan den Gouv.-Gen. van Oost-Indië Pieter Car-
p'entie'r. Dubois Vie des gouv. généraux des Tndes orientales, p. 82.
Chalmot Biogr. Woordenb. VI, 171. Nav. XVI, 138, van,Coevordcn,
Lijst, n°. 11. Tijdschrift, XIV, blz. 28.
920. 1628, Penning ter eere van Jan T’Serclaes, heer van Lilly,
veldmaarschalk, geb. 1559 te Tilly? bij Brussel. Zie Revue, 1864,
p. 377, pl. XX. Vz.: Regts gewend b.b. en pourpoint, mantel en
pijphalskraag. Omschr. Johan grave tserclaes von Tilli: Kz.: Wapen
van Tilly, (zie 1.1. p. 389.) Daaronder 16—28. Diam. 44, W. 20 %.
De baron B. von Koehne beschrijft t. a. p. nog twee penningen
van den meer berechten als beroemden Tilly, te vinden in J. D.
Koehlers Münzbelustigungen, VII, S. 129 en XIX, S. 169, alsmede
een Dukaat van Tilly, afgebeeld op den titel van C. F. A. von
Meding’s Nachrichten von adelichen Wappen, Th. III, Weissenfelz
und Leipzig 1791. Vermits deze Brabantsche baron in 1628 een
inval in Oostfriesland, (v. L. II, 173) Oldenburg en Munsterland
deed en de aangeh. werken niet in ieders handen zijn, zoo deelen
wij ze ook volledigheidshalve, onder n°. 921 en 922 mede.
921. Z. j. B.b. en fa^e in wapenrusting met pijpkraag en sjerp
over den regterschouder. Omschr. * Johannes Czerclasivs Comes