Galeere, welcher einen Elephanten beim Rüssel packt.” V. Kolme 1.1.
—• 422. 1565. v. L. I, 96, Penning ter eere van Anthony van Strale
heer van Merxem eu Dambrugge. Yolgens Pinchart, Revue, 1854
p. 236, en Histoire, p. 23, 24, door Jonghelinck gesneden. De beschrijving
in Rd/iaan Macaré Cat. (1862) n°. 812, is fautief. Voor
pag. 77, te lezen 96 en voör Beo, Aet. als bij v. Loon.
423. 1565. Ter eere van den Graaf van Hoorn. Yz. als v. Loon,
J , blz. 76. Kz.: AÜAANQS (unbeirt). Aldus ook in plaats van de
vertaling oprecht, v. L. I, blz. 76). »Ein Kriegschiff von den Winden,
die durch vier blasende Köpfe bezeichnet sind, bestürmt.
(Op den zeldzamen legpenning I, 68 zijn het vier bloempjes). Der
Schiffer blickt nach dem Gestirn des grossen Bären am Himmel.
Unter ein band auf welchem APLANOS steht (Niederländsche
Arbeit),” Pr. J. Friedländer und Pr. A. von Sollet, Pas Königliche
Münzkabinet, Berlin 1877, n°. 130, S. 314. Deze penning is ook
in 1853/54 in het Kon. Penn. Kabinet te ’s Gravenhage opge-
nomen. Zie de Aanwinsten 1853/54, n°. 5. Het schip voert de
vlag van Bourgondië van den top van den grooten mast.
424. 1565. Yz.: Eene bijna geheel naakte vrouw, die met hare
linkerhand op een gebroken kolom steunt, achter haar een leeuw
enz. (Zie Revue 1878, p. 64). Omschrift: JVvllis cedo malis et for-
titer omnia vinco 1565. Kz.: Een goed gekleede vrouw, die een
tegen haar opspringend lam streelt enz. Omschr.: Svstineo qvemvis
patienti corde do(lo)rem. Zie wat Graaf Nahuys in de Revue 1878,
P' 64—67 over dit stuk mededeelt: aldaar afgebeeld pl. 2, n°. 5.
424a. Een zilveren penningplaat van Levinus Bloccenus a Burgh
onder n°. 240 op het jaar 1556 geplaatst, op grond dat dit
jaartal 1556 was aangegeven in de Aanwinsten van het Kon. P.
Kab. 1876, blz. 19, alwaar men leest: J ac. Zag. 1556, terwijl
de heeren Alex. Pinchart (Revue 1854, p. 335, Histoire, p. 20) en
Camille Picqué (Revue 1879, p. 305) hebben gelezen: Jac. Zag.
1566, trouwens onleesbaar op de afbeelding van dezen penning in de
Revue 1872, pl. XVII (5). Ook de heer Camille Picqué vraagt nog
mededeelingen. Lievin, est-il un compatriote Zélandais de Zagar?
Aurait-il été baptisé dans le diocèse de Gand? Oü prit-il ses
grades? Pas a Lonvain etc.
X.
Be Geuzen- en Antigeuzen-draagpenningen en de daartoe
betrekkelijke médailles.
De oorsprong der Geuzenpenningen dagteekent van den 6 April
1566, ofschoon zij wat later vervaardigd werden. Op dien dag
hing Hendrik van Brederode, heer van Vianen, een bedeltas om
en dronk zijne dischgenooten ten huize van Floris van Pallant,
Graaf van Kuilenburg, te Brussel uit een houten bedelnapje het
Vivent les Gueux! toe, als antwoord op den schimp: Ce ne sont
que des gueux, door de Barlaimont hun toegevoegd.
Zes dier napjes vindt men bij van Loon I, blz. 83 afgebeeld.
Een daarvan, n°. I—II, draagt op den bodem de inscriptie:
15 YE 66 j V m T atl E ' de B™derode. Een ander WIVELDIEG?
hetgeen van Loon blz. 84 aan vult: Wie vel dien Geus? maar zou
dit niet beteekenen: Vivent les Gueux ? zoo als men ook op den
geuzenpenning bij L. I, blz. 85 (4) de letters Y. L. G. op de
kz. ziet. Zoo niet, dan is dit gouden geuzennapje zeker door een
antigeus met die vraag voorzien '). Van Loon geeft I, blz. 85 en
blz. 105 zeven afbeeldingen van geuzenpenningen, allen met de b.b.
van Philips, maar met verschil in omschrift, grootte en voorstellingen.
1. Bb. regts gewend. Omschrift: Philipp. d. g. hisp. rex etc.
Kz. Twee ineengesloten handen (als zinnebeeld van trouw en de
uitdrukking van het gebod jungite vos omnes) uit wolken te voorschijn
komende en een dubbelen bedelzak houdende. Omschrift*
Jvsqves a porter la besage.
Deze en ook de andere geuzen draagpenningen komen veelal
nagemaakt en als gegoten voor. Enkele echte zag men, in 1872,
nog voor den dag komena), toen het derde eeuwfeest van de
inneming van den Briel, 1 April 1572, het aanbreken van den
') Bij Rooft n°. 259 met Wivel die Guis.
\ Vermeld m dea Gids, Hist. Tent. van Friesland, blz. 90 (13). Kleiner dan
v. L . I, 85 (1) met het kalabasfleschje.