ook voor met de namen van Geeraert Ottens (Yerz. P. H. van Gelder)
Joost van de Vondelen (Cat. de Smeth n°. 688) enz. Zie Revue 1867,
p. 144. Het costuum van een S. Sebastiaan, schutter van Antwerpen
ziet men bij De Vigne Recherches pl. 28. (p. 28—80).
1590. v. L. J. 408, 409. Penningen op het innemen van Breda
door een turfschip.
671. De leeuw heeft bij van Loon v. L. I, 409 zeven pijlen. Bij
Bizot 57*** zes; opmerking van Prosper Cuypers in de Revue 1847,
p. 76f477. Remarque sur une médaille frappée à l'occasion de la
prise du chateau de Breda, Bizot heeft teregt maar zes gegeven
omdat Groningen en diens Ommelanden in 1590 nog niet tot de
Vereenigde gewesten behoorden. P. C. zegt: »La publication de
l’histoire métallique de van Loon n’a pas rendu totalement inutile
le travail aujourd’hui trop peu apprécié de Bizot. Op een zeer fraai,
geëncadreerd exemplaar in zilver mei oog en ring, bij mij, staan
de ingeslagen letters II.
672. In den Navorscher XI, 1861 blz. 86, vroeg n of er nog exemplaren
in goud van den penning v. L. I, 409. bestaan vermits
die hem slechts in zilver met oog en ring (Cat. Kist, no. 230) of
geëncadreerd met oog en ring als draagpenningem waren voorgekomen.
Wij verwezen t. a. p. blz. 148 naar Cat. Munnicks van
Cleeff I, Febr. 1861 no. 870 Goud 30 gram: (met oog) ƒ54.
673. In de Revue 1860, p. 354B-355 heeft de heer L. de Coster
een stukje geplaatst, getiteld : -»Medaille-Décoration offerte par les
états de Hollande au Capitaine Logier en 1590,” pl. XV (2). Hij
wijst ons aan dat de kern van deze decoratie de penning van L.
I, 408 is, ald. iets te groot afgebeeld. De Coster zegt wel p. 358:
»La medaille Logier est incontestablement d’un coin spécial, d’un
coin fait ad hoc”, maar eene vergelijking met een drietal heeft
ons geen onderscheid doen ontdekken. Ook in den Catalogue P.
van Damme II, p. 302 no. 20 wordt van eene dergelijke gouden
medaille gezegd, »conforme pour le type au jeton... mais d’un
module plus grand. Poids 11 estel, et 11 gr.” Hoe het stuk van
de Coster (Cat. Brux. 1859, 22 Decbe. no.' 515) bewaard was gebleven,
vermeldt hij in de Revue 1860 p. 357. Hij verwijst nog
(p. 355) naar eene notice van M. Ch. Aimé Lefébre over deze
verrassing van Breda, geplaatst in de Memoires de la Société d’jEmulation
de Cambrai in 1850. De omstandigheid dat Charles d'Herau-
guiére, de bevelhebber, een kamerijksch edelman was, gaf aanleiding
tot hef schrijven van dit ook uit de archieven van Breda
geput stuk. Zie ook de inleiding van mr. G. A. Kleyn, archivaris
van Breda, voor het Programma der festiviteiten (27—28) Julij 1867
de intogt van Prins Maurits (4 Maart 1590).
674. Den 6 Mei 1620 gaven de Staten van Holland 60 pond ( =
f 360) aan de Wed. van zaliger Jean Fourmy vuyt commise-
ratie van haren grooten ouderdom mede ten aensien van hares
saliger mans goede diensten ende insonderheyt dat hij mede in
’t turfschip van Breda is geweest.
675. Gegrav. zilv. penning op die verovering, met dezelfde
figuren als op den legpenning bij van Loon I, 408 doch met
Nederd. om- en opschriften als op de voorz: 4 Maart Bereyt te
Leven o f te Sterven, en op de keerz: Breda is van de Spaanse sla-
verny gewroke onder het béleyt van de prins Mauritius van Nassouw
in het jaer 1590. Kon. Kab. Aanw. 1858, bl. 2, Konst en Letterbode
1859, blz. 244. Nav. XI, 1861 blz. 148.
676. 1590. Presentiep. van Groningen zonder heilige schijnen
en op de kz. vier bollen. Hooft van Iddekinge t. a. p. blz. 11, no. 8.
677. 1586, niet 1588, te lezen bij van Ordenl, blz. 194reg. 5 v.o.
678. v. Loon I, blz. 415, plaatste op 1590 een strooipenning
van Vlissingen op den intogt van Prins Maurits in die stad in
Aug. 1590. In het gekroonde wapenschild van den prins op de
bz. komt het wapen van Meurs voor »d’or a la fasce de sable”:
vermits nu Prins Maurits eerst in het jaar 1600 het graafschap
Meurs van Walburg, gravin van Neuenaar erfde, en in 1618 zijn
wapen, ten derde male, veranderde, zoo moet deze penning, volgens
Graaf Nahuys, niet op 1590 maar tusschen 1600—1618 geplaatst
worden. Zie Revue 1878, p. 80—81.
679. 1591. Gedenk- en Legpenning. Op de oorlogstoerustingen
in de Nederlanden, v. L. 1, 418. (1—2).
a. Aldaar ontbreekt de wolk boven 1591.
b. v. Orden II, blz. 196 vraagt: zoude de gedenkp. niet van
denzelfden stempel zijn als van den legpenning, en alleen op een
grooter stuk metaal geslagen en bijgewerkt? Neen, want degroote
penning heeft ite en de kleine ito. Echter zijn er ook met ite