1160. XVII. 1651. v. L. II, 348 (1). Uit den opbrengst der
wachtboeten. Aan de schutters uitgedeeld. V. Cleeff 1, n".- 1588.
Z. f 9. Aid. n8. 1589. Zonder omgewerkten rand. Z. f 15.
1161. XVIII. 1652 (in May), üyt Hektors Pte Rodt, bij de Roye
n°. 1490. Z. f 21. (Hoogst zeldzaam). Vz.: wapen van Amsterdam
met de leeuwen en liggende krijgsman enz. Omschr.: 1650. Den
20 Juli heeft Prinse Volck de stadt herent van Amsterdam en syn
Augusti 4 daer afgewent. Kz.: Ruiter te paard, waaronder E. P. B. en
Van Rectors vaan het eerste rot
Is uytghedeelt dit silvêr lot, 1652 in May.
Omschrft:
Vlissis loosheyd kan het scheepryck Y niet schaeny
Zoolang er Hectors si/n die voor de vryheid stden.
Cat. Hist. Tent. Amst. 1876, n8. 4001. Bij Voute, n°. 1277. Uiterst
zeldzaam. Z. f 27. Ook afgeschreven door mr. J. van Lennep en
J. ter Gouw in het Boek der Opschriften. Amst. 1869, bl. 39. In
Verz. P. H. van Gelder.
• 1162. XIX. 1652 Mei. v. L. II, 348 (2). Uit de wachtboeten van
Hectors 2de rodt. Vouie, n°. 1216. Z. f 9.75, doch bij Esdré met
zeldzaam, n°. 25. f 10.50 ').
1163. XX. 1650. v. L. II, 348(3). Vz.: Amsterdam. Kz.: De
Vrede Mars vertredende, met ingesneden omschriften. Door D. van
Riswyck, Revue 1857, p. 406. II. a) Bij P. Smidt van Gelder, met op
de kz. ingesneden: Johanna van der Woude. h) Bij Salrn, n°. 1057,
op den benedenband ingësneden: Gerrit G. van Leuven, waarschijnlijk
dezelfde als Cat. Hist. Tent. Amst. 1876, n°; 4006 met Gerrit G.
van Leeuwen op de banden. In verz. P. 11. van Gelder met walle
in plaats van wallen.
,_1164. XXI. 1650. v. L. II, 349(1), door D. van Riswyck, Revue
1857, p. 406/407. II.
*) Op den steel van een zilveren lepel met een beeldje van een krijgsman
op het boveneinde leest men:
Boen iele quant in de waght
dat was doen de Prins
voor Amsterdam lagh
Ben 30 J u ly l6 5 0 . ■
(Zie Cat. Hist. Tent. Amst. 1876, blz. 237, n°. 4005).
1165. XXII. 1650. v. L. II 349(2). Gegr. met Jupiter en Venus.
Ook met 1654, v. Orden, n°. 1628. f 5.
_ 1166. XXIII. 1650. v. L. II, 350. Na het overlijden (6 Novb.
1650) van Prins Willem II met het versje:
. Nu rust dien Prins, die 't vrije Nederlant
Te lief had voor zich zelfs, zijn vaders rechterhandt.
De èen het door ’t swaard behoed voor rampen en bederven,
Dees heeft het land behoed voor rampen door zijn sterven.
In een zeer zeldz. boekje1) (Bibl. Duncaniana 1651. Deel II,
Kon. Bibl.) vond ik de volgende tegenhangers of varianten:
Hier leyt een Prins, die 't vrije Nederlant
So lief had als sich selfs, wiens vaders rechterkant
Bevrijden t door het swaerd van allerley verderven,
En dees bevrijden het voor rampen door sijn sterven.
of
Hier rust d’ onrust van Amsterdam,
Die door sijn lust haar rust benam.
Hier rust de lust van ’t vaderlant,
Die in d' onrust sijn luste vant.
1167. XXIV. 1650. v. L. II, 350. Bij P. Smidt van Gelder
n°. 2151, Z. 58 w. (zeldzaam) op de kz. onder: door zijn sterven,
nog gesneden : 6 Novemb.
1168. XXV. Gegr. Gedenkp. anders dan v. L. II, 350, en zonder
de woorden: Verkragting van Holland op de kz. en ander omschrift.
Kz.: Gezicht van den Buiten-Amstel met de twee Blokhuizen
(hoogst zeldz. niet bijv. L.). Esdré, n°. 31, f 73.50 = Voute,
n°. 1222, f 66.50. Westhoff, n°. 1374 a = v . Gleeff I, n°. 1595./21.
1169. XXVI. Als boven. Vz. = v. L. II, 350. Kz.: Gezicht op
Weina aan den Buiten-Amstel. (Hoogst zeldz. niet bij v. L). Esdré,
n°. 32. ƒ 56.50 = Voute, n°. 1221. f 50. Van Gleef I, n°. 1596. Z.
f 42—50 K. Zeer uitvoerige gravure. Gezicht =*= boven: twee engeltjes
met de inscriptie : God heeft ons bewaert, hetgeen men ook vindt op
1170. XXVII bij Mn Cleeff I, n°. 1597. Beleg van Amsterdam
en vervoeren der zes leden enz. Vz.: Gravure. Vgl. v. L. 11,350.
Kz. Doch links, verschil in het omschrift en zonder de woorden:
*) Extract u y t de Heeren Feenster Almanak op 't jaer 1651. Leeuwarden
bij Glaude Fonteyne.