17 Julij 1577) te Frankenthal in 1625. ’/ij stamde nit een Mila-
neesch adellijk geslacht, dat zich in de veertiende eeuw uit Ital ë
naar Vlaanderen had begeven; haar vader was Frans Balde, een
zeer rijk koopman te Neukerke tusschen Belle en Armentiers,
5 uren van Rijssel; haar moeder was Catelina Bodaert. Hare ouders
hadden in 1616 hunne drie dochters Maria, Perona en Josina naar
Frankenthal gezonden waar zich reeds twee van Frans Burmans
broeders bevonden. Petrus Bierman smaakte aldaar niet lang zijn
tweede huwelijksgeluk, want reeds in Oct. 1627 namen de Spanjaarden
onder Spinola de stad in en verdreven de protestanten.
Na vele gevaren doorgestaan te hebben kwam hij te Leiden, alwaar
Festus FLommius, (wiens vrouw Janneke Kuchlinus eene nicht van
P. B. eerste vrouw was) zich zeer voor P. B. interesseerde. Hier
beviel Josina van een zoon Frans. Acht dagen later werd hij als
pastor te Emmerik en Oleef en te Langeraar bij Leiden benoemd.
Hij ging naar Emmerik, maar van eer.e zwakke gezondheid zijnde
stierf hij reeds 26 Junij 1680. Zijne weduwe keerde naar Leiden terug.
Hunne portretten zijn nog bij den heer J. G. Burman Becker. Zie
over zijn Mss.werk Graaf M. N(ahuys) in de Revue 1867, p. 877—378.
1483. 1667. 27 Febr. Huwelijkspenning van Petrus Schaack en
Bngetta Sluyting; matzilver. Vz. Eleasar en Rebeéca met vierregelig
gegraveerd vers. Kz. Zinnebeeldige voorstelling: de liefde entende
enz. met gegraveerd inschrift: Orimur, rnorimur (wij worden geboren
(en) sterven) kantschrift: Geirouwt den 27 Februwaar 1667
(Cat. Arti, n°. 1277, bij Jhr. Mr. S Backer te Amsterdam.) Aid.
n°. 1298 (1693 moet zijn 1692) een dergelijke als zilveren brni-
loftsp. van hetzelfde paar. Op de Kz. een vierregelig gegraveerd
vers als randschrift en eene zinnebeeldige voorstelling (Jhr. 7. F.
Backer) Misschien dezelfde penning?
1484. 1667. Bij P. Smith van Gelder, n°. 2397 komt nog voor
na v. L. II, 555 (1) (de eerste penning op den vrede te Breda)
een penning als voren. Vz. gelijk Kz. eene raadsvergadering.
»Gegraveerd als in Manuscript 2« deel, n°. 811. Koper”
Waar zijn die beide deelen Manuscript sedert 1846 bewaard?
OUDHEID-, HUNT- EN PENNINGKUNDE,
XXXII.
Penningkundig Repertorium. Mededeelingen door Mr. J. d iu k s .
(Tweede ]) Naschrift der Aanteekeningen op de Ristori der Nederlandse
he Vorsten van F. van Mieris, 3 deelen, en van het eerste en
twe.ede deel van G. van Loon’s Beschrijving der Nederlandsche
historiepenningen (Repertorium, n°. I XXXI) door Mr. J. Dirks.)
Op v. Mieris, I—III.
Nav. 1879, blz. 97 (Rep. 1, blz. 5) in n o o t’) staat: Nov.,
lees: FeV.
N°. 24 (ald. blz. 138) bij te voegen:
De adelaar kwam uit Oostenrijk
Gepaard met een leeuwinne.
(Ylaamsch volkslied).
(Globe 1881 (n°. 6), blz. 180.)
26 (Nav. 1879, blz. 139) staat: 47 en 1371, lees: 48 en 6694.
(Aldaar blz. 186) tusschen Revue en p. 312—320 (in n°. 64)
in te vullen het jaartal 1867.
71 (Aldaar blz. 188) staat als, lees: dan.
(Aldaar blz. 188) staat: 73, lees: 73 en i3*.
98. Cat. P. L. Posthumus 1882, n°. 32. Mm. 28, zeldz., hoogst
waarschijnlijk het exemplaar bij Westhoff, gekocht met andere
unieke penningen, door H. Westhoff geïnventeerd. Zie Cat. Posthumus,
n°. 1502, lol8, 1524 en 1535.
(Nav. 1879, blz. 195) 104 staat: baren, lees: boren.
109 (ald. blz. 197) staat: Proest, lees: Praest, en eyn, lees: eyne.
111 (ald.). Aldaar te lezen penynck te mynte.
126*. Op D. Erasmus dit jaar overleden, door Simon.
128 en 133 (Nav. 1879, blz. 198, 200 en 355) Hans Reinhart.
136*. Van dezen Hans Reinhart is nog een religieuse penning
’) Het Eerste Naschrift vindt men achter n°. XVII, van het Repertorium
(Namrscher XXX, 1880, blz. 351—355, de drukfouten van n». XXIX (1879)
in Nav. XXX, Reg. blz. XVI—XVHI,loopendetot n°. 476 (Repert. I—XI). Ook
©enige van n°. XII—XIII ald. Reg. blz. XVIII hier op hunne nummers volledigheidshalve
herhaald.