ring, wettén en vrijheid dezer landen, en'geene gelegenheid late
voorbijgaan, om hun de dapperheid, matigheid en vroomheid hunner
voorvaderen voor te honden en aan te prijzen.”
Daarom schreef hij nu een »Tooneelspel, ter gelegenheid van
de derde eeuw van de Dnie van Utrecht”, getiteld: Pietje en
Agnietje of de doos van Pandora. (Gedrukt hij van Vloten, met
inleiding en toelichting, bl. 470).
Waarde Navorscher!
Wij beleven thans een tijd, waarin het tooneel een voorwerp
is van groote belangstelling bij velen en de zucht om vooral vader-
landsche onderwerpen te behandelen en te doen vertoonen, is zeer
loffelijk. Mag ik nu zoo vrij zijn te vragen: Zou dit tooneelstuk
(naar onzen tijd en stijl, zoo noodig, vervormd) ook in 1879 kunnen
worden opgevoerd, ten einde, ook nu nog, aan de bedoeling
des schrijvers te kunnen voldoen? Wij vragen dit vooral, omdat
Bilderdijk (in zijne Bijdragen tot de Tooneelpoëzij) zoo hooge
waarde hechtte aan dit tooneelstuk, waarvan hij zegt: In den
eersten opslag niet dan de vrucht van een luchtigen luim schijnende,
onderscheidt het zich niet slechts door een fijne volo-eestio-e
scherts, luchtigen zwier, natuurlijke vinding, gemakkelijken afloop
en een wonderbaarlijke aangenaamheid, die ons vastboeit en zich
met een allertreffendste deelneming voor het onderwerp, op een
hartbetooverende wijze vereenigt; maar het is, diep gedacht, vol
staats-, zeden- en menschenkennis, bevat groote gewichtige waarheden,
en ademt alomme een ziel-verwarmende vaderlandsliefde,” enz.
Mogt iemand op deze vraag willen antwoorden, ’t zou mij aangenaam
zijn. Zij wordt vooral het Tooneelverbond aanbevolen.
W. E.-L.
OUDHEID-, IUNT- EN PENNINGKUNDE.
Penningkundig Repertorium. — Mededeelingen ter aanvulling der
penninggeschiedenis der Nederlanden door Mr. J. Dirks.
In de zitting der Afdeeliug Letterkunde van de Koninklijke Akademie
van Wetenschappen van den 9 November 1874, gaf ik in een
anders verloren oogenblik, eene Numismatische Mededeeling, die
in de Verslagen en Mededeelingen daarvan (tweede reeks, vijfde
deel blz. 44—49) is opgenomen.
Ik vestigde toen de aandacht mijner medeleden op de gapingen,
(lacunes) die er destijds nog in de Geschiedenis der penningen
(de numismatiek) der Nederlanden bestonden. Deze waren toen de
volgende :
I. Het gemis van eene Geschiedenis van het muntwezen in de
Vereenigde Nederlanden (1576—1813).— Toen nog alleen voorde
provincie Gelderland door den nu helaas! wijlen W. J. de
Voogt bewerkt. — Sedert 1874, is deze arbeid van het Provinciaal
Utreehtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen alleen in
zooverre gevorderd, dat men zich, hier en daar, met het bijeenbrengen
van de bouwstoffen voor andere provinciën onledig houdt.
Voor Friesland heeft de vervulling van de tweede op te noemen
gaping en de bemoeiingen met de Historische Tentoonstelling van
Friesland enz. het ons nog onmogelijk gemaakt, eerder dan onlangs,
daarmede te beginnen.
II. Eene wetenschappelijk geschiedkundige beschrijving van onze
Gildepenningen. — Het mogt ons inmiddels gelukken deze gaping
aan te vullen, en weldra zal door de zorg van Teyler’s tweede
Genootschap niet alleen de Beschrijving (vergezeld van tallooze
mededeelingen over onze gilden) in twee deelen, (groot octavo,
XLV, 467 en VIII, 422 blz.) maar ook de afbeelding der Noord-
Nederlandsche Gildepenningen (Atlas, klein folio, van 140 platen)
het licht zien.
Eene andere, derde lacune of gaping toen door ons aangewezen,
deed zich voor bij de duizenden legpenningen waarvan slechts een
gedeelte in de werken van van Mieris en van Loon is opgenomen.
Ook daarin is, sedert 1874, grootendeels H voorzien door het
verschijnen van het werk van Dr. J. F. Dugniolle te Brussel, geti-
*) Grootendeels, want de heer Edouard van den Broecke schreef in de Revue de la
numismatique Belge, 1879, p. 55. Le docteur Dugniolle n’a publié aucun jeton ané-
pigraphiquo de Bruxelles, afin de nous laisser le mérite de les faire Connaître dans
leur ensemble). 7.ie zijn Essai sur les jetons et méreaux du 19e Siècle au type de
Saint-Michel, Revue 1879, p. 50 — 72 en vroegere stukken over de Numismatique
Bruxelloise in de Revue.