teld: Le jeton historique des dix-sept provinces des Pays-bas (Bruxel-
les 1876 I (1) Quinzième siècle I (2) Seizième siècle T. II, Sei-
zièrae siècle, T. III, XVIe et XVUe siècles (T. IV is ter perse)
1158 pages, 14 planches, 4427 rmmeros.
Eene Vierde gaping of liever noodige aanvulling bestaat in het
beschrijven, ophelderen en afbeelden van onze gedenkpenningen
van 1813 tot op den tegenwoordigen tijd. Die arbeid wordt hoe
langer hoe moeijelijker naarmate men meer verwijderd geraakt van
den tijd van stempeling van penningen, want naar die mate verdwijnen
de stukken in druk en geschrifte, en de mondelijke ophelderingen
die de beschrijving en afbeelding moeten vergezellen en
toelichten.
Eindelijk wezen wij nog op eene andere aanvulling; op de Nederlandsche
penningen of stukken in metaal tot Nederland betrekkelijk,
die bij van Mieris en van Loon en in de Vervolgen daarop
niet zijn opgenomen, alsmede op het gemis van de vermelding bij
vele penningen door eerstgenoemden beschreven der namen van de
stempelsnijders.
Ik deelde toen mede, dat ik bezig was geweest en zoude bezig
zijn om een Repertorium te maken van die penningen. Dat Repertorium
zou niet alleen bevatten de overgeslagen strikt genomen
historiepenningen, de penningen op onze vlootvoogden, legerhoofden,
gouverneurs-generaal, beambten, predikanten, pastoors,
maar ook de particuliere penningen, geslagen, gegraveerd of in^e-
vuld bij gelegenheid van geboorte, overlijden, huwelijk, 12 l/2-, 25-,
40- en SOjarige echtvereeniging enz. — Waren toch de eerste belangrijk
voor onze geschiedenis, hetzij staat- of letterkundige-, de
laatste zijn zulks voor de genealogie. Ook misstellingen door
van Mieris en van Loon enz. begaan zouden in dat Repertorium
verbeterd worden. Vele kantteekeningen over stempelsnijders enz.
zouden in dat Repertorium worden opgenomen.
Sedert 1874 is deze arbeid niet uit het oog verloren, en wij
achten thans den tijd gekomen om daaraan publiciteit te geven
De vraag was alleen in welken vorm en waar ?
De ondervinding bij de bewerking van het Vervolg op van Loon’s
Historiepenningen, Deel VI—X door ons opgedaan, deed ons besluiten
in dezelfde voetstappen als in 1858 te treden. Destijds
deelden wij in druk twee lijsten I—II van Nederlandsche penningen
van 1767—1806 mede, gevolgd door III, behelzende vragen over
penningen van 1767—1780. Thans, met achterwege laten van de
vragen, wenschen wij geregeld, maandelijks, in den Navorscher een
half vel druks te vullen met den inhoud van ons bovengenoemd
Repertorium. Wij zullen daardoor de aandacht op deze terra incog-
nita van het gebied der Numismatiek vestigen, de bezitters dier
penningen gelegenheid geven onze aanteekeningen, gaande weg,
aan te vullen en te verbéteren. Dit laatste zal zeker noodig zijn,
want slechts zelden kwam de bij van Mieris c. s. niet beschreven
penning ons onder de oogen en wij moesten ons meest met de
beschrijving, veelal gedrukt in niet altijd met zorg opgemaakte of
verbeterde Catalogi, vergenoegen.
A. Losse aanteekeningen op Mr. (rerard van Loon’s Hedendaagsche
Penningkunde. Foliodruk van 1782 (’s Gravenhage).
(De eerste druk is in 8°. Amst. 1717).
1. De Provinciale daalder van Westfriesland door van Loon
t. a. p. blz. 39 afgebeeld, door Verkade, Muntboek, Schiedam 1848,
pl. 67. (1) nageteekend als hem (zie blz. 121) nimmer voorgekomen,
is geslagen door Balthasar Wyntgens, oudtijds Wijntgis.
(Overijsselsche Alm. 1855, blz. 113 (1) en de aldaar aangehaalde
bronnen). Zie over dit m'untmeestersgeslacht Overijss. Alm. 1855,
blz. 102—114. Hun muntteeken was een Lelie, ontleend aan de
roode lelie op een gouden schild, in hun wapenschild voorkomende.
2. Van Loon liet t. a. p., blz. 75 een penning van den Engelschen
koning Jacobus II afbeelden, op welks keerzijde de arke Noachs
drijvende op de wateren, en het omschrift: Stet salvvs in vndis, (Hij
blijve behouden op de wateren) te zien en te lezen is. Op blz. 76
(en niet 74 zooals er staat) leest men: Stet salusin undis, vertaald
door: Dat het heyl in de wateren bestaa. De lezing salous zal wel de
juiste zijn en salvs eene fout.
3. Van Loon t. a. p., blz. 151, heeft in den tekst het jaartal
1478, op den legpenning voorkomende, niet vermeld.
B. Als boven op F^ans van Mieris, Histori der Nederlandsche
Vorsten. Eerste deel. 's Gravenhage 1732.
4. Van Mieris deelt in het Voorberigt voor bet eerste deel van