»vinrent en quelque sorte propres a la maison de Nevers, ’ p. 105,
23. Den 14 Maart 1475 werd het lichaam van den H. Gommarus
(zie de litteratuur over d^zen belgisehen heilige in Revue de la
Numismat. Beige 1870, p. 445 (1) met groote plegtigheid van de
door hem gestichte kapel van den H. Petrus te Lier naar de
hoofdkerk of nieuwe aan hem gewijde collegiale kerk, aldaar,
overgebragt. Op deze overbrenging wil de graaf van Limburg
Styrum eenen door hem in de Revue {Beige) 1870 pl. Vil (3)
uitgegeven en p. 444—448 aldaar aldaar beschreven zilveren penning
met zoogenaamd monnikenschrift toegepast .zien.
De voorzijde schijnt te zinspelen op den marteldood den
priester Predegarius in • de kerk te Lier in het jaar 835 door de
Noormannen aangedaan; de keerzijde stelt den heiligen Gommarus
voor met aanduiding van twee wonderwerken die bij zoude
verrigt hebben. De wapens van Lier en van het kapittel dier
stad zijn er op te zien. De omschriften zijn geestelijke gebeden
24. Legpenning (1475) op de vooruitzigten van het aanstaande
huwelijk van Maximiliaan van Oostenrijk met Maria van Bour-
gondië, bij van Mieris I, blz. 126. Van het omschrift S ic Aqvila{e)t
Leo Co(n) cordes sv(n)t worden de laatste letters I8IIIVL. VSI
door van Mieris aangevuld als volgt IdvS 11 lVLn Vibl en
aldus vertaald: Dees arend en leeuw zijn vereenigd gezien den
twaalfden van hooimaand. — Dugniolle 1. c. n°. 230 heeft: s vt. is
ii ivl vsi en n°. 231....... et leo concordes sünt idiis ii ivlii
visi. In de Mélanges de Numismatique publiés par F. de Saulcy el
Anatole de Barthélemy 1877 p. 283 verwijst de groote kenner van
legpenningen J. Rouijer naar de Revue Beige, 1876 p. 397 alwaar
hij een variant van dezen penning (pl. XXIV fig. 14) met.......
in: simvl: v'si heeft uitgegeven; hij vult dit aan: in: simvl: versi
en verwerpt v. Mieris vertaling van den twaalfden van hooimaand,
en teregt omdat het jaartal ontbreekt. — Neen, de penning die op
de voorzijde den arend en den leeuw, dos a dos geplaatst, te zien
geeft, draagt een zekeren stempel van joligheid, niet vreemd aan
de toenmalige penningen, Hic aquila et Leo concordes sunt insimut.
versi, beteekent: Al keeren arend en leeuw elkander den rug toe,
zij zijn het toch eens.
_ _ 25. v. Mieris I, blz. 141 (1, 2). Deze twee fraaie penningen
(van 1477) wil Pinchart p. 4 aan eenen onbekenden Vlaamschen
graveur toekennen, die ook de penningen bij v. Mieris I blz. 424
(vóór 1488) I blz. 167 en I blz. 204 zoude gesneden hebben.
-— 26. v. Mieris I, blz. 152 (2) ter eere van Maximiliaan en Maria,
1479, was de helft kleiner in de verzameling van P. Smidt van
Gelder, 1846., Cat n°. 47, Madai n°. 1371 Z (zeer zeldzaam).
27. v. Mieris I blz. 165. Legpenning van Brussel door v. M.
aan het jaar 1482 en aan Roland Mol en Niklaas van den Heetvelde,
Burgemeesters aldaar, toegekend. De heer Camille Picqué kent
dien in de Revue 1860, p. 170 aan het jaar 1456, (toen Dirk de
Mol en Albertinus Frenier in functie traden) toe. Hiermede stemt
de heer J. van der Maden (Revue 1863, p. 402) in, terwijl de
heer Picqué (Revue 1864, p. 235) zijn gevoelen nog staaft dat
eindelijk, nog onlangs, {Revue 1879, p. 55) door de Brusselsche
specialiteit in dezen den heer Eduard van den Broecke bevestigd
is. — Het Bruxella komt ook vier keeren voor op een legpenning
van van den Winckele {Revue 1862, p. 117, pl. VI (I).
28. Penning van Jan van Montfoort, (zie over dezen v. Mieris
1, blz. 169). Een onuitgegeven zilveren penning van hem kwam
voor bij Westhoff n°. 26, in mr. Jeronimo de Vries n°. 386 (36
wigtjes) en is (1853) in het kon. Penningkabinet gekomen, door
den heer J. F. G. Meijer, Direkteur daarvan aldus (Aanwinsten
1853/54, bk 2, nu. 1, aldus beschreven Yz. »Baardeloos borstbeeld
»van de regterzijde met lange haren, het hoofd met een eenvoudige
»muts gedekt en in een kleed met bont omvat; binnen dit rand-
»schrift: E figies iohannis domtn (i) de Montfoet.
»Kz. zijn wapenschild, drie roode molenijzers op een zilveren
»veld, gedekt met een gekroonden gesloten helm, waarop een
»hooge tournooi-hoed en omringd door sierlijke helmdekken, Om-
»schrift: »de vi domini arma egus" {EjusT) Of dit zijn wapen-
»spreuk geweest zij, kunnen wij niet beslissen; het schijnt zoo-
»veel te beteekenen als: zijne wapenen zijn door 's Heeren kracht.
»Dit stuk draagt de kenteenenen van hooge oudheid, is gegoten
»en daarna met het graveerijzer, doch zeer onvolkomen opgewerkt,
»en is hoogst waarschijnlijk nog bij ’t leven van Jan van Mont-
»foort vervaardigd.
»Moeielijker is het.de gelegenheid op te geven bij welke zulks