geheele land. Slechts protestanten waren lid, — ’twas niet bepaald
anti-thorbeckiaansch maar anti-roomsch. — De leden herkenden
elkander door teekens; zij hadden genootschapsnamen die
in correspondentie enz. gebruikt werden. De naam van het genootschap
is mij onbekend. Ik zag een onderscheidingsteeken,
zijnde: van zilver een klein klaverblad met op ieder blaadje een
letter, van links naar regts G. H. L.; ik meen beteekenende: Geloof,
Hoop, Liefde. — Ik ben nooit lid geweest, maar ken onderscheidene
personen die lid waren: zij zouden er meer van kunnen zeggen,
nl. als ze willen of mogen. a. j . c. KB/rcinan..
VRAGEN.
Twello-Gedenksteen. In den buitenmuur van het kooreinde der
kerk van Twello is een steen ingemetseld, waarschijnlijk uit de
15de eeuw of ouder. Het slot van de inscriptie daarvan is: Bidt
voor de ziele. De verweerde toestand, de hooge plaatsing en een
regenbui beletten mij dien te kopiëren (2 junij hl.). Wie deelt het
opschrift mede? De voorstelling daarboven is de kruisafneming.
J. D.
L.
Duivelsteen in de bosschen van Brederode. Een groote blaauwe
steen met het beeld van een langoorigen duivel en de geheimzinnige
letters BEH ... ligt bij den Duivelshoek (bij het tolhek
op den Santpoortschen straatweg) volgens den heer F. W. van
Eeden in de Volksalmanak 1879, bl. 197. De letters zullen wel
den aanvang bevatten van Behelzebub of Behelzebul, den bekenden
duivelsnaam. — Bl. 163 aldaar is sprake van drie oude grenssteenen,
waarvan een met een raadselachtig opschrift. Wie deelt dit
opschrift eens naauwkeurig gecopieerd mede in den Navorscher?
J. D.
i/.
andere reden, afgevallen, want 28 januari) 1660 werden drie
nieuwe raden verkozen.
Van die drie uitgevallene kan ik slechts éénen noemen en deze
was 7 maart 1659 reeds overleden, namelijk de oud-burgemeester
Albert Dirksz. Pater, de brouwer in de Zwaan op de N. Z. Achterburgwal
!), wiens brouwerij en huizinge aldaar in mei 1645 grooten-
deels afgebrand is, even als in 1654 zijn moutmolen op het Otters-
pad buiten de Regulierspoort, waar hij voor een derde eigenaar
van was. Hij was raad sedert 1638, en hij wordt op den penning
op zijne plaats en rang naar ouderdom nog vermeld en tnedege-
rekend, en het kon ook moeielijk anders, of men moest zijne plaats
aan het eind der overige door een ledig wapenschild hebben doen
vervullen; en dat dit niet geschied is — zou men daaruit misschien
moeten besluiten, dat de regeering van 1659 kort na hare installatie
reeds order tot de vervaardiging van den penning gegeven
heeft ? Een zoodanige penning wordt toch ook niet op éénen dag
gemaakt. Misschien kan nog uit oude stadsrekeningen of andere
documenten van het jaar 1659 de juiste maand gemeld worden,
waarin de penning gemaakt of althans gereed geweest of afgeleverd
geworden is.
Amsterdam. joh. hendr. v.
VII.
Penningkundig Repertorium. Mededeelingen door Mr. J. D ir k s .
Aanvulling op het Eerste deel van de Beschrijving der Neder-
landsche historiepenningen (1555—1603) van Mr. G. van Loon.
’s Gravenhage 1723.
Toen de heer G. van Orden, in het jaar 1837, het tweede (niet
voltooide) deel van het Tijdschrift voor algemeene Munt- en Penningkunde
van Br. P. O. van der Chijs met het vervolg van zijne
Beredeneerde Naamlijst van al de Gedenk- en Legpenningen, Munten,
Noodmunten, Belegeringsmunten enz., welke gevonden worden in het
aangehaalde eerste deel van van Loons werk, opende, gaf hij daarbij
*) Voorbij de Gastlmismolensteeg naar den kant van ’t Spui, schrijft Fokkens, bl. 7 8.