(ter regierzijde) een adder in het vuur werpende, of de daad van
den Apostel Paulus, Handelingen XXVIII geboekt. Omschrift:
Si Devs nobiscvm qvis contra nos? God met ons, wie tegen ons? Zie
daarover v. Orden II, Handl. blz. 164—165. Deze spreuk werd ook
gebezigd door Robert Mélun op zijnen legpenning (v. L. I, blz. 357)
en door de koningin Maria Stuart van Schotland (en niet van Engeland
zoo als v. Orden t. a. p. zegt) in 1572 op den penning af-
gebeeld door van Loon in de Inleiding f°. bl. 7f.) Om de gelijkenis
van het links gewend bb. zien wij daarin Koningin Elisabeth van
Engeland die op hare munten het Posvi devm adjvtorem rnevm (God
is mijn helper) steeds (1558 -1602) plaatste. Zie Edw. Hawkins. Ihe
Silver Coins of England London 1840 pl. XXXV—XXXVI. Maria
Koningin van Engeland (1553—1558), staande hare huwelijk met Phi-
(1554 1558) gebruikte mede het Posvimusdevm adjvtorem nostrvm.
437. Blazoen van den graaf Hendrik van Brederode, zijnde een
groote zilveren Geuzenpenning, omvat in eenen sierlijk gebloemdén
rand en hangende -aan drie kettingjes, awaaraanboven een zilveren
stokje tot vastheehting in een knoopsgat. Aan beide zijden van dien
penning hangt een napje; op het een staat: Vives les Gueux; op
het andere: H. de Brederode D V (Dominits Vianae) 1566. Onderaan
hangt een kalabasje met de woorden Etsi Mortuus vrit, zijne gewone
spreuk. (Zie v. L. I, blz. 79 en 83) Z. (Cat. Bom 15 Juli 1845, n°. 50).
438. V. L. t, 85(3) Vz. in het armstuk 1566. Kz. z. j. In plaats
van de gewone ornamenten, kalabas en bedelnap, hangt alleen,
onder aan dezen penning een hart door twee pijlen kruiselings
doorboord. Cat. van Dam n°. 566, Munnicksvan Cleeff 1861 n°. 495.
439. Van Damme II, p. 315 n°.^15. Médaille portee par les
nobles conféderés avec des ornemens extraordinaires. Une lance
surmontée du chapeau de la liberté d’argent, une écuelle et une cala-
basse en ivoire — By Roos (Cat. 9 Febr. 1859 n°. 19) = Een zilveren
naald waaraan een zilveren pelgrimshoeA en ivoren kalabas en nap.
440. 1566. Wij voegen bij deze Jaarpenningen nog een penning
vermeld door Pinchart, Histoire p. 26 van Willem Hertog van Gulik,
Kleef en Berg. Vz. Bb. Gvillem (vs) Dvx Jvliae Cliviae Mont, etc.
Onder den arm 1566. Kz. De Centaurus Nessus Dejanira wegvoerende.
Omschrift Laesae lïbertatis affectvs.
A ntigeuzen draagpenningen.
Van Loon Dl. I, blz. 88 kent den oorsprong der door hem t. a. p.
afgebeelde en beschreven Halsche bedevaarts- of antigeuzen-draagpenningen
toe aan den hertog van Aarschot. Met zijn gevolg ter
bedevaart in 1566 gaande naar zeker Mariabeeld aan de kerk van
Hal, vroeger door zijne voorouders vereerd, werden zij als een
tegen blazoen gedragen.
441. N°. 1. Achtkant Z. vertoont op de Vz. het regts gewend bb.
van Christus met het omschrift: Salv{ator mvndi) (De Zaligmaker
of redder der wereld) en Kz. Het rijk getooide Liefvrouwenbeeld
van Hal, omgeven door de woorden N(otre) Dam(e) de Hal.
442. n°. 2. Achtkant is gelijk maar kleiner en heeft Salva(tor
mvndi en N. da. d. Hal.
443. n°. 3 is ovaal. Vz. Bb. links gewend, zonder omschrift.
Kz. BDD/IIal.
444. n°. 4. Achtkant nog kleiner dan maar overigens als n°. 1, 2
heeft Salva(tor) en N. d. d. Hal. (Alle vier ook afgebeeld in L.
Minard van Hoorebeke Description etc. 1879 III, p. 183 184 *).
Yan deze draagpenningjes bestaan vele varianten b. v.
445. Veel grooter dan v. L. I, blz. 88. Vz. De Veronica. Kz.
Een Mariabeeld tusschen twee wierookvaten, (v. Dam n°. 576.
ƒ 1.50.) Kooper Eeven te Leuven.
446. Bij Westhoff n°. 367 Z. 22 Wigtjes als antigeuzenpenning
onderscheiden van de daarop volgende n°. 368—372 penningjes
van O. L. V. van Halle waarvan 371—372 Yarieteiten.
447. Vz. het hoofd regts met sal-mvndi (v. L. I, 884). Zeeuwsch
Gen. Cat. n°. 84.
448. Tot de antigeuzenpenningen kan men ook brengén het
penningje afgebeeld bij de Jonge en de Vries pl. III (3) beschreven
Dl. I, blz. 37—39 ter eere van de landvoogdes Margaretha. Vz. Haar
Bb. Kz. Twee zamen gevatte handen met de letters I. V. O. waaruit
wij het liefst jvngite vos omnes zouden lezen.
l) Zi® over Dl. II van dit kostbare met groote schroomvalligheid te gebruiken
werk onze Nalezing II achter Be Güdepenningen van Noord-Neder-
Imd. Tw«ede Deel en onze Recensie in de Revue 1880 I.