$
m
de veele menfchen, en baarde zulke era i ff;
gernis onder de gevlugte Franfen en
Italiaanen omtrent den Hervormden
G od sd ien ft, dat die nook fcheen weg-
genoomen te zullen word en ; wandt een
ieder vondt vreemd, datmen een menfch,
alleen om eene meening in den God s dienft,
hadt doen fterven; datmen hem
zo o wreeden en onmenfchlyken dood
aangedaan had e; dat een Ptedikant de
oorzaak van dit w e r k gewee ft was; dat
hy hierenboven naa zynen dood ver-
d o em d , en tot het eeuwige helfche
vuur van de Leeraaren in hunne Pre-
dikatien verweezen w a s , inzonderheid
van F a re l, van welken die g enen, die
hem dat vonnis van den Predikftoel
hadden hooren uitfpreeken , zeiden ,
datze nog lidderden en b e e fd en , alsze
om zyn fchrikkelyk donderen en blik-
femen dachten. Dat Calvyn niet ont-
fchuldig aan deeze rechtspleeginge was,
blykt door veele b ew y zen , en z e lf door
zyn eige fchryven ; j a , toen hy hierdoor
in verachtinge van fommigen raakte
, fchreef h y , om zyn doen te recht-
vaardigen, een boekje, in ’c welke by
beweerde , dat de Overigheid fchuldig
was de Ketters met den zw'aarde te
ftraften. Maar deeze L e e r e , meldt
zeker geleerd ( 2 ) Schry v e r , k an , naar
bleef dus eenen geruimen tyd liggen
; onderwylen fprak Farel het volk
aldus aan ; G v ziet:, Mammi, hoe groote
kracht de ‘Duivel heeft als hy iemand
h c z it, dit 's een zeer geleerd Man ,
en heeft moogelyk gemeend wel te doen ;
maar thans wordt hy bezeten van den
Duivel, het zelve zoude u lieden ook
können gebeuren. Wyd ers vermaande
hy Servetus iet tegen ’t volk te zeggen;
maar dees zugtende en fteenende
riep niet anders dan O God! O God!
T o e n Farel hem vroeg o f hy niet anders
te zeggen h ad t, antwoordde hy ,
wat kan ik anders ffreeken dan van
God? Als Farel vroeg o f hy Vrouw
o f Kinders hadt, en zynen uitterften wil
begeerde te maaken, g af h y , eensdeels
omdat hem al zyne goederen zoo te
V ienne als te Geneve ontnoomen waren
, en dat hy reeds verklaard hadt
nooit getrouwd geweeft te zyn , andersdeels
weinige lull in deeze benaauwdheid
hebbende, geen antwoord.
Voorts wierdt hy aan eenen paal met
ßßßß yzere keten geboeid , en om den
hals met een vierdubbel touw gebonden
, op zyn hoofd wierdt ftroo met
groen lo o f vermengd cn wat zwavel
geleid , en zyn b o e k , betyteld Her-
01 Chi- felling des ( i J Krißendoms, voor zy-
Siiutio. ne borft vaft g em a ak t, rondom hem
lag een hoop houts en E y k e takkebos-
fchen nog groen en natachtig. A ls hy
hierop den Beul verzogt hadt hem niet
lang te willen pynigen , wierdt ftraks
d e vlam in ’ t hout geilooken , waardoor
Servetus, het vuur aanfchouwende,
zo o yslyk fchreeuwde, dat al het volk
v e r fch r ik te , en fommigen uic mededoogen
eene meenigte rys op den lydenden
wierpen , eindelyk omtrent een
half uur het iherpen der vlamme geieed
en , en dikwylen met eene verfchrikke-
lyke ftemme geroepen hebbende, Jefus,
Zoon des eeuwigen Gods, ontferm u
myner, g a f hy den geeft. Men vindt
’er die fchryven dat C a lv y n , als hy
Servetus naar den brandftapel zag leiden,
fchamperlyk lachte, en zyn aanzigt een
w'einig met zyn kleed dekte.
De eze ftraffe rechtspleeging ontfteldatmen
den naam van Ketter in b e te -J ? ? ? „
kenisfe naauwer o f ruimer neemt,
fcheidenlyk geduid word en , en den zel- Am. <iei»
ven in fommige gelegenheid fchaad e ly k?™ ??
weezen,aan welken z y in eene andere g e legenheid
voordeelig zoude zyn:en waarlyk
dees handel ftrekte tot een kwaad
voorbeeld voor Calvyns Geloofsgenooten
in Vrankryk, wyl die op den zelven voet,
en om de zelve reden van weiken men
zich bediende tegen Servetus, konden gehandeld
word en; wandt ieder Rechter
oordeele naar zyn eige Geloof. D o c h ’t is
een gemeen gebrek in veele menfchen ,
datze dikwylen iet docn ’t gene z y van
anderen niet willen verdraagen, en mindere
misflagen beftraffen, fchoonze aan
meerdere fchuldig zyn. Uit deeze o f diergelyke
oorzaake meene i k , dat de drie
volgende penningen, op die geval toepasfe
ly k , tot leering gemaakt zyn.
I. Toen
van Lucas
Ca|).VI.
vers. 41.
i. Toen onze Zaligmaaker het volk leerd e, waarin het geluk o f ongeluk der menfchen
gelegen i s , en datmen zyne vyanden moeft lief hebben , en niemand oordeelen o f verdoe-
men, opdatmen niet geoordeeld noch verdoemd zoude worden, bragt hy eindelyk eenä
gelykenis by , en vroeg , hoe iemand den fplinter uic zyns Broeders oog konde trekken ,
die den balk in zyn eige oog niet z a g : zeggende; gy geveinsde, doet eerft den balk uic
viw oog , en dan zult g y wel zien den Splinter, die in het oog uwes Broeders i s , uic te
trekken. Welk geval hier op het voorftuk van den eerften, binnen den kring van deeze
zyne ( i ) woorden , verbeeld i s ;
Ö S C H A l C T i l E C V i t H V w e n B A L C K . L V cas
C a p i t t e l .
iie c agterftuk, dat fchimpende op die genen fchynt toegepaft , welken de kennis en het
vermoogen hebben om beter te doen , maar niet willen, vertoont eenen U il, zittende by
eene brandende kaars met den bril in den klaauw, hebbende ter verklaaringe deezen rymen*
d«n letterzooiii;
W A T B A a T K E e R S O F B R I L ;
D I e n N I e T S I E N E n W I L .
I I . De voorzyde yan den tweeden h e e ft , in andere gedaante, de zelvc verbeelding,
en weder deezen lettetkring;
SCHALC T R E C K T V iT VWEN BÄLC. L V c a s VF^
C a p i t t e l .
Insgelyks zietmen op de keerzyde weder den gemelden Uil mec den bril, de kaars en
ffit omfchrifc;
W A T E A a T K E e R S O F B R I L
D I en N I E T S IE N E N W I L .
I I I . De derde draagt op het'voorftuk nogmaai twee Mansbeelden, van weiken die met
den balk in ’c oog wyft naar den Ipiintef van den anderen, en in den rand leeftmen deeze
Latynfche woorden;
H I P O c m i A , E l I C E P R I mum T R A B E M f iX [ o cu lo t o o ]
U I .D k I . R i r r e r
..te!;
¥ 1 '
; v r a f l
’tL 1 'I
s | ' 'iki'
II
-Mi
1 f
"‘iff.
. t l l ^
¿ . 7 Ì \
‘ 1 i '
\ -
" 1 \
‘ i 4«