1 4
i ‘ " ri " ;
F i ' 'ri
m l
lisi: 1
iriiririi
* iJrt'i-i"'V,' ’£'fl|'. '■
1548 verborg lie h in de naafte vlekken ;
■ waarop zyne Egtg enoote, die l i e k was,
door de Spanjaarden uitgedreeven wierdt,
en met xes Kinderen zoolang her- en
derwaart in elende om zw o r f, tot Ulr
ik H e r to g van Wirtemberg uit mededoogen
haar en haaren Gemaal onder-
fteunde , en op ban en boete huisvesting
v erleende, tot hy eind elyk, te Stut-
garde ( i ) het Hoogleeraarfchap beklee-
dende, het tydelyke voor een beter leeven
verwisfelde. Dus was het einde van
den vermaarden Brentius, welke zesentwintig
jaaren te Hai gepredikt had t, tôt
Wiens gedachtenis de nevensftaande penningplaat
gemaakt is.
j y £
(1) Ehrt,
Ged»cl)i.
nis LutW-
ri durch
Chr.Junc.
kcr P8J.
165.
Dees, in ’t jaar veertienhonderdnegenennegendg (2) te WeU, eene Ryksftad m Zwaabe ,
gebooren, was Kanonnik te Wittemberg toen hy de Roomfche Kerk veriiet en
gevoelen van Luther overging, wordende om zynen geeft, weetenfchap , welfpreekendheid
en vooral om zynen zagten aard van zyne Geloofsgenooten , onder welken hy het Lce-
.raarsampt bekleedde, hoog geroemd; en het is aan deezen, myns oordeels, dat wy ’s Mans
afbeeldfel verfchuldigd zyn , het welke met het Euangeli in de hand, en met dit omfclirift
op deezen eenzydigen penning gevonden wordt;
( i ) Vitas
Theolog.
Germ.
Melch- A-
Jami pag.
436. &
Ant. TciS'
iierElo -
ges des
Hom.
Scavant
T om . I.
pag. 340.
IO A N N E S B R E N T IV S T H E O L O G V S .
JAN BRENTIUS GODGELEERDE.
Diergelyk een aanzoek omtrent het interim
by den gevangen Landgraaf ge-
(3isidda-daan z y n d e , gafmen ( 3 ) voor als of
de zelve zoude geanttvoord hebben,
StatuRc- dat , fchoon verfcheidene dingen in het
Rdp*” pag. gefchrift gefteld wa ren, die h y niet kon-
63!- de begrypen, noch uit de Heilige Bladeren
konden beweezen w o rd en ,echter,
omdat die voorheen in gebruik geweeft
, en door het gezag der Oudva-
deven beveftigd waren, beloofde hy de
zelve niet alleen aan te neemen , maar
ook te bezorgen datze van de zynen
zouden gevolgd w'orden : voorts bo'odt
hy den Keizer zynen dienft: aan, ’ t zy
om den T u r k , den Paus o f anderen, al
ware ’t zelf onder de Duitfche V o r -
ften , te beoorlogen , mids hy uit de
gevangenisfe, die byna een jaar geduurd
hadt, zoude ontflaagen w o rd en , bieden-
de zyne Zoonen tot borgen , o f zoodaanige
verzekering aan, alsmen konde
begeeren.
D e eze gedweeheid gaf den Land graaf
niet veel meer voordeels dan de
ftandvaftigheid aan den gevangen H e r tog
van S ak fen; wandt, dees, op orde
van den Keizer , door Granvelle , tot
het aanneemen van ’t befluit en der ge-
gemeldc ftellinge geperft , zelf door
groote beloften en de hoope van ver-
losfinge verzogt zynd e, verwierp klo ekmoedig
alle aanbiedingen, en antwoordde
fchriftlyk , dat hy voorheen het verdrag
N ED E R L ANDS CHE VORS T EN. III. BoeL 197
der. Hierom fmeekte hy den Keizer
(,) Sleidani
Comment.
de
Sutu Relis&
Reip. pag-
6 n . &
Chr. Schlegeln
Muiiubibelpag
VI'
drag met den Keizer te eerder hadt
aangegaan , omdat de zelve het goed-
Iceuren van de befluiten der Ke rkvergaderinge
niet langer gevergd h a d t ;
maar thans het onderfchryven v a n ’ t belluit
vorderende , betuigde ( t ) de gevange
H e rtog van zyne jongheid aan
100 onde rweezen, en door het dik-
wyl leezen der Heilige Schrift zoo gefterkt
te z y n , dat hy zyne Leeringe
met de Apoftolifche boeken hieldt over
een te k o om en , en geene dwaalingen
in de zelve konden beweezen w'orden;
dierhalven , zeide hy , wyl G o d my
op deeze w y z e met de kennisfe zyns
woords verlieht h e e ft , zoude het niet
betaamen, noch geoorloft z y n , van de
bekende waarheid a f te w y k en , ’t en
om de bermhartigheid G o d s , door de '
offerhande zyns Zoons het menfchlyke
geflacht beweezen, zulks niet kwaalyk
op te neemen , wyl hy de Augsburgfche
belydenis alleen om zyne Z a lig heid
te verkrygen, behieldt; begeerende
niets tot naadeel zyner Majefteit, maar
zyne vryheid, opdat hy in zyn L a n d ,
mec zyne Egtgenoote en Kinderen, zy ne
dagen geruftlyk mogt e in d ig en ;
betuigende heiliglyk voor G o d , en wanneer
de zelve rekenfchap van hem zal
eisfchen, geen ander oogmerk gehad
te hebben , dan door den waaren Godsdienft
een Erfgenaam des Hemels te
word en, zullende wyders als een vroom
Man , gelyk eenen Vo rft betaamt, all
y ik my in een eeuwig verderf wilde , les volbrengen ’t gene hy den Keizer
werpen; vervolgende, zoo ik dit tegen beloofd h a d t ; eindelyk fme ek en d e ,
de Heilige Schrift ftrydende befluit aan- I dat de Keizer den tooin afleggen en
n am , dan zoude ik de Le e re van Je- i hem van eene langduurige gevange-
fus Kriftus, die ik tot nu toe beleeden , nisfe bevryden wilde. H oew el de Herheb
, veroordeelen, en toeftemmen
’ t gene onrecht en godloos is , en zulks
ware de G od lyk e Majefteit en den Keizer
befpotten: wandt dus luidt het trooll-
lyke en verfchriklyke oordeel G o d s ;
die my belyden voor de menfchen , dien
z a l ik ook belyden voor myncn Hemelfchen
Vader ; maar wie my verloochent
voor de menfchen, dien z a l ik ook ver-
voor mynen Hemelfchen Vato
g , om ft volharden in zyn G e lo o f,
federt wat ftrenger gehandeld w ie rd t ,
en datmen hem alle boeken der H e ilige
Schrift afnam, en geboodt op
zekere dagen geen vlees te eeten, echter
was deeze ftandvaftigheid zoo aangenaam
by de z y n e n , dat op dit
voorval de tw e e nevensftaande penningen
tot zyne eer gemaakt wierden.
I. De eerfte, op wiens voorzyde de Hertog met eenen gepluimden hoed en beide de
handen gezien wordt, meen ik door een byzonder perfoon gemaakt te zyn, omdat zyn
verloore tytel op deeze wyze boven zyn afbeeldfel gefteld is ;
III. Dal. Dd d IO H A N
r i :
•f ii
j ? -
r