,r
«549 zou moeten gevonden w o rd en , en dat
de Keizer hen van alle verdere fchattingen
zoude bevryden, hieromtrent zei de
V o o r z it te r , dat zulks den Keizer onaangenaam
zoude voorkoomen, en hem
noodloos docht te z y n , aangezien in
de fchattinge van honderdduizend guldens
over het Keizerryk het aandeel van
twee Keurvorften niet meer dan drieduizend
guldens bedroeg, in welke fomme,
als zynde voor die van Borgonje en alle
deeze Nederlanden ,het deel van Holland
zeer weinig zoude bedrängen ; ook hadt
de Keizer in alle zaaken van oorlogen en
andere zwaare laften met de b e ed e , en
den onderftand zyner Onderzaaten, en
zyner Heerlyke Goede ren,z ich altyd be-
holpen , en zou zulks moogelyk weder
doen : en d ewy l alle andere Landen te
vreede waren eenvoudiglyk , agcervol-
gende de begeerte zyner Majefteit, den
handel te bekrachtigen,dierhalven docht
hem oorbaar te weezen deezen op gelyken
voet te volgen, o f anders zoudenze
’s Keizers misnoegen te vreezen hebben.
A ls hier op..’s Lands Voorfpraak, naa
zich met de Gelaftigden beraaden te hebb
en, de gemelde reden van den Voor-
zittcr verzogt fchriftlyk te moogen hebben,
heeft dees zulks geweigerd,zeggende
, dit niet uit orde der Landvoogdesfe,
maar tot onderrechting voorgehouden te
(0 Reioi. hebben. invoege de Gelaftigden ( i ) eindelyk
goedvonden, dat de gemelde handel
door zoodaanige Geeftlyken, Edelen
en Steden zoude ondertekend en bezegeld
word en , als zyne Majefteit begeerde
te v e rk iezen, mids hun deel, darin
de fchatting raet Duitsland opgebragt
zoude word en, uit de beeden en onderder
St»a-
ten van
H o ll (len
3 Maart
JS49-
Lands verkiaarde, hoe deeze Nederlan- 15-4^
den in voorgaande tyden, als toen niet “
groot zynde, in de plaatfe dat die nu maar
drieduizend guldens zouden geeven, over
de twintigduizend guldens opgebragt
hadden , en dat de Keizer met groote
moeite het voornoemde verdrag bekoomen
hadt; ja dat hy V o o rz itte r ,d o o r bevel
zyner Majefteit, op drie o f vier verfchillende
Ryksdagen om het zelve magtig
te worden grooten arbeid gedaan hadr,
dat die van Duitsland nooit tot het zelve
zouden verftaan hebben, indien de verkreege
overwinning geene oorzaak tot
het voltrekken verfchaft h ad t; zulks die
van Holland , welken het Keizerryk
meeft onderworpen w a ren , geene zwaarigheid
behoorden te maaken om den
handel eenvoudiglyk te bekrachtigen, des
te minder, w y l alle andere Landen zulks
gedaan hadden; nogtans beloofde hy hec
antwoord der Staaten aan de Land voogdesfe
te vertoonen,opdat in het zelve gedaan
mogt word en, ’tg en e men bevinden
zoude te behooren. Kort hiernaa
verkiaarde de Voorzitter, dat de Land voogdes
en de Heer van Praet van zyne
gedachten waren omtrent het gene hy
den Staate hadt medegedeeld,naamenlyk,
datze eenvoudiglyk zonder eenige voorwaarde
, als andere Geweften gedaan
hadden , den handel behoorden te bekrachtigen,
wylze alsnog meenden, dat het
deel van Holland uit de beeden en den onderftand
gevonden zoude w ord en,en dat
hy den Staaten een affchrift zoude bezorgen,
op welke w y ze de bekrachtiging by
andere Landen gedaan w a s ,’ c welke ook
ftraks den Gelaftigden geleverd w ie rd t,
opdat de zelven naar huis zouden trekken.
ftanden gelyk alle voorgaande laften, die om laft tot de vereifchte bekrachtiging
■■■ ■ : ; 4i i
ter verweeringe dienden , gevonden
wierdt,en dat deKeizerhen.van het zelve
behoorelyke verzekering zoude leveren.
’ sLands Voorfpraak,hec gemelde befluit
der Gelaftigden aan den Vo orzitter ter
hand ftellende om het zelve aan de Land voogdesfe
bekend te maaken, verzogt te
gelyk verfchooning over het vorderen
van een affchrift van des zelfs aanmerkingen;
des de Vo orzitter,hierd oor genoegen
neemende , den Voorfpraak des
van hunne Meefteren te verkrygen.
De Gelaftigden beflooten ( z ) hierop RcM-
aan denVoorz itter fchriftlyke verklaaring ten van
te verzoeken van de Landvoogdesfe, op
welke w y ze zy verftondt, dat het deel 1549-
van Holland in ’ t vervolg zoude gevonden
worden,midsgaders een affchrift van
den Landvreede, van welken in den handel
van verweerende verbintenisfe gewag
gemaakt wie rd t; ze lf vondtmen’e r , die
meenden, datmen in ’c befluiten op hec
punt '
,549 punt van bekrachtiginge, indien ’t mooge-
■ lyk w a r e ,behoorde te bedingen,dat hun
deel in diervoege als dat van andere Nederlanden
zoude gevonden word en, en
dat z y , hun aandeel weetende, doör het
opbrengen van ’t ze lv e , van alle koften
en fchaaden, ¿ ie ’er door kwaade betaaling
Vitn eenige andere Landen zouden
moogen vallen, bevryd zouden wezen.
Maar de ’Voorzitter, hoewel niet onge-
willig oth de begeerte der Staaten aan den
Keizer voor te ftellen, vondt e ch ter, om
de voorheen gemelde reden, niet geraa-
den zulks ie doen, zegg ende , dat by het
Keizerryk reeds vyfhonderdduizend guldens
opgebragt Waren, in welke fomme
de Keizer het aandeel deezer Landen ,
zonder iet geeifcht tß hebben , verantwoo
rd h ad t; voorts dat, tot de’n Roomfchen
togt te onderhouden, vierduizend
Ruiters en vierentwintigduizend V o e tknegten
befteld waren , tot welken de
Nederlanders voor hun deel hönderden-
twintig Ruiters en zeshpnderd V o e tknegten
onderhielden, zonder dat hiertoe
iet van hen gevorderd was, dat dierhalven
de Gelaftigden, zonder iet meerders
te begeeren, verüag behoorden te d o en ;
en heeft hen ftraks den gednikten Landvreede,
dienmen v e r z o g t , gegeeven.
WRtfol. D e Gelaftigden beflooten ( i ) op dee-
»rstii- ^ dgj onj voorfchreeve ver-
Hoiivan flag te d ocn, de Edeleh, ’sLandsvoor-
m“ w fpraak, die van Delft en van Le yd e ,n aa r
huis zouden reizen, en dat ’s Landsvoor-
fpraak zich voorts naar Haarlem zoude
begeeven , opdaimen , naa ’t verhaalen
der zaaken , op de naafle dagvaart van 1549
een vaft voorneemen zoude z y n , en dar
de Loontrekkende Raaden van Dordrecht
en Amllerd.Tm,vermids die in andere
zaaken ten Hov e te doen hadden,
de uitvoering der gemelde punten zouden
vervolgen. Eenige dagen laaftr vonden
de Staaten van Holland (2) geraaden, W
het voornoemde verweerende verdrag ,cn
lenvoudigiyk te bekrachtigen, gelyk by J ? " ? “
alle Landen van herwaart over gedaan Ma,rt
w a s , en dat ’s Landsvoorfpraak gelyke
gedaante van bekrachtiginge , als door
den Voorzitter van den Gehtimen Raad
mede gegeeven w a s , uit den naam der
Staaten zoude tekenen ; wyders daimeh
den Keizer zoude verzoeken , dat het
aandeel van Holland,in de fchattinge met
Duitsland, gevonden en opgebragt mögt
worden uit de beeden en den onderftand,
o f ten minfte in diervoege als het aandeel
van andere Nederlanden, en hieraf, Indien
’t moogelyk wate , blyk gegeeven
mogt worden. E in d e lyk , naa zooveele
tegenftribbelingen, wierdt de bekrachtra
ging van de verbintenisfe met Duitsland,
op ’s Keizers begeerte,getekend, als blykt
uit het beliult der Staaten van Holland,
van den zevenentwintigften van Grasmaand
deezes jaars. D e voortgang van
dit w e r k , door ’t welke de Nederlanden
onder de befcherminge van ’t Keizerryk
gebragt wierden , gaf oorzaak datmen
aldaar, mids de L an d v o o gd e s ’s Keizers
hulpe in dit gewigtig ftuk noodig hadt,
de twee volgende rekenpenningen gs-
munt heeft,
IIL Diti. I. liet
f lal
F '- ■ i.v
: ih
i r ■
H „i,
1 ' .
- t e : - '
r r '
r -
iiii'
«tu '
■ ■
i l i ' i .rii'“ "!"