
••l'J
h ' i
1* ' 1
3
t N l f T T lGH E I B VAN VERGEETEN:
A. Daar dit een blyk is van onzed ze ef
vervallen onvolkomen ilaat , moeten w y dit
lydzaam draagen. Herinner Ü mynen ge-
geeven raad tot verilerking van uw Geheugen
( I . Deel bl. 340) en laat ik er noch iets
bydoen. Daar veele dingen zieh niet naar
OBzen zin plooien , moeten w y ons naar
derzelver ftaat fchikken. ’ t Vergeeten valt ,
ik erkenne h e t , ons zo dikwerf fmertelyk ,
en doet ons veel- nadeels. Maar kunnen
w y er niet op onze hoede tegen zyn ? Kun-
BCB w y het niet omkeeren , en er zelfs
aanleiding uit neemen to t eenen «egen ?
V . T o t eenen zegen ? '
A. Ja! . . . ’ c Vergeeten is in onzcn tc«
genwoordigen ftaat dikmaals noodzaakelyk ,
e.n doet ons in deezen zin minder kwaads»
dan gy denkt. Ontdek. my , o f er wel ee-
nig middel zo fterk als dit w e rk t , om ons
tot ’ t herdenken te dwingen. Zekerlyk w y
zouden menigmaal aflaaten , onze gedachten
lang en ernstig to t eene gewigtige zaak
te bepaalen , Indien niet de v r e e s , dat ze
ons ontglippen zal , ons daartoe drohg.
W y leeren dus het herdenken , een ftuk
van zeer groote nuttigheid, waar toe w y
anders, vooral in onze jonge jaaren , we-
gens losheid van zinnen , zo traag over-
gaan , zo moeilyk ons gewonnen willen, - En
wanneer w y , om. niets te vergeeten 3 dikwils
VERMAAK ÎN DE S C I IEEPl Ne . §
Wils herdenken, ftaan onze gedachten by zo»
danige zaak lang en veel ftil , waardoor
de grond to t leerzaame en ftigtelyke be*
fchouwingen veeltyds gelegd wordt.
V . Ik w il dan de gehoorde dingen veel
herdenken.'
A . D ît zal ü niet berouwen! . . . Laat
ons nu het o og wenden naar het geen
noch overig is : g y moet ' meer lehren,
meer gevoelen , en ü meer verwonde«
ren.
V . Nooit heb i k , in den aanvang onzer
Zamenfpraaken , hoe zeer gy het my voor-
fp e ld e , kunnen denken, dàt de gefchaa^
pen’ Werken van G o d , op uwe w y ze önt-
vouwd , een vermögen zouden hebben vaö
myne Verwondering zo fterk te wekken 3
en zulke grootfche , zulke aangenaame
Denkbeeiden van de Godlyke Volmaakthe-
den in my voort te brengen : ik berdenke-,
hoe veele fchoone en heerlyke zàaken
g y my geleerd hebt ; myne Verwondering
houdt niet op.
A. Het genoegen , dat g y in de Evenre-
digheid , Verfcheidenbeid , Schoonheid , Or-
d e , en in de Overeenftemming deezer dingen
fmaakt, komt daarvan , dat g y het on-
eindig Verftand , de zekerc Oogmerken , het
onbepaald Vermögen , en de nooit gepeilde
JVysheid des Allerhoogften 01» meer be-
A 3 gine